Reinier Sonneveld Zoeken naar wijsheid, zorgen voor je ziel
menuGod missen
8 juli 2012
(eigen vertaling van Dennis O’Driscoll, ‘Missing God’)
Zijn zegen vragen we niet meer
voor de maaltijd – de kweekvis
vermenigvuldigt zich ook zonder hem.
De broodproductie stijgt –
de wetenschap verzacht zijn fouten
en ontwikkelt resistente granen.
Toch, hoe puberaal we ook waren,
trots toen onze dominante vader
was verbannen naar de woestijn,
die bebaarde kluizenaar – we geven toe
dat we hem soms missen.
We missen hem bij de burgerlijke stand
als bij het altaar van de ambtenaar,
een tafel vol met bloemen,
wij maar niet een zin krijgen
met woorden als ‘eeuwig’ of ‘goddelijk’.
We missen hem als de wetenschapper
op tv het heelal vat in formules
en onze planeet doelloos achterlaat,
een wiel dat rondtolt in de sneeuw.
We missen hem als op de radio
wat Gregoriaans voorbijflitst,
een echo uit een afgelegen kerkje,
of als het gospelkoor luid vraagt:
Ga je mee naar de rivier?
of als het oratorium losbarst met
Ik weet dat mijner Heiland leeft –
onze gekrompen harten staan even stil.
We missen hem als een gesmoorde stem
in het crematorium dat gedicht citeert
over hoe de zon ons niet zal schaden.
We missen hem in het museum
als we voor een crucifix staan,
uitgemergeld, je kunt zijn ribben tellen.
We missen hem als de gammastralen
die een satelliet noteerde,
gaan lijken op een partituur,
de muziek van de hemelsferen,
het Ave Verum Corpus van het lab.
We missen hem als we een knobbeltje
in onze borst voelen en we per ongeluk
een schietgebedje doen; als de röntgenstraling
ons lichaam kruist en als we bloed
ontvangen, anoniem geofferd
om ons leven te redden.
We missen hem als we spontaan
zijn naam gebruiken, verbaasd of boos,
zoals een vrouw die baren moet
brult om haar lang overleden moeder.
We missen hem bij een tafel
met een linnen kleed, warme stukken brood
en fonkelende rode wijn.
We missen hem als een duif opschiet
uit een oranje struik in een toeristendorp,
net als de kloosterklok begint te luiden.
We missen hem als onze weg leidt
onder zo’n bebladerde Gotische boog
en de beide loten elkaar ontmoeten,
zoals de handen in Michelangelo’s Schepping.
We missen hem als we langs een kerk sjokken
en een vleugje wierook ons treft,
een geur zo fijn als versgebakken brood –
Milosz noemde dat geluk.
We missen hem als onze nieuwe keuken
in Quaker-stijl geleverd wordt en we bestellen
passende stoelen van Moeder Ann Lee.
We missen hem zoals een zweefvliegtuig
de avond in glijdt, ontkoppeld,
en de sleper mist.
We missen hem zoals geliefden
voor een goedkoop hotel, schouderophalend
piekeren over de volgende stap.
Er zijn zelfs weemoedige dagen
dat we uitzien naar zijn Wederkomst,
alsof we wachten
in een stenen til,
als de duiven gevlogen zijn.