Reinier Sonneveld Zoeken naar wijsheid, zorgen voor je ziel
menuHet is makkelijk een zuur mens te worden
30 juni 2012
Eén ding, niet meer, heb ik ooit aan mijn vrouw proberen te veranderen: haar gekmakende gewoonte niet haar tas af te sluiten. Het komt mij over als een grote smeekbede aan allerhande gespuis: Alsjeblieft, besteel mij – hier, portemonnee, pasjes, telefoon, een fototoestelletje zelfs – gratis en voor niets!
Het bizarre is dat zij nog nooit bestolen is. Nog nooit. Wat in haar vrouwelijke logica voldoende bewijs is haar gewoonte vol te houden. En hoe ergerlijk, ze heeft inmiddels een nieuw bewijs. Een Marokkaans schoffie, zo’n type waarvan je zou zweren dat hij uit de bak is ontsnapt, zei laatst tegen haar: ‘Eeey mefrouw – u tassie staat open!’ En toen deed ze ‘m dus wel dicht… Voor exact een dag.
Oké, ik geef het toe… In een multiculti-buurtje wonen kan best leuk zijn. We hebben een paar jaar naast een gezin uit Irak gewoond. Vluchtelingen, vier kids. De voorjongste had bij de jongste toen zij nog baby was een batterij in de keel geduwd, waardoor haar slokdarm verbrandde. Vijf operaties verder huilde ze niet meer non stop. Het jongetje werd vaak naar buiten gejaagd. Ik heb nog een schitterende foto dat hij – baldadig, verveeld, angstig en gefrustreerd tegelijk – op het dak van zijn vaders auto staat.
Op een dag waren ze verdwenen. In Londen wonen meer Irakezen, zo legden ze uit, en ze wilden een moskee met alleen Irakezen. Bovendien was daar familie en dan heb je oppas. Dus vertrokken ze naar Londen. De vier kids spraken net Nederlands en moesten nu al weer omschakelen. Ik heb nog een paar woordjes Engels met ze geoefend.
De nieuwe buren waren Nederlanders. Van die types die een maand lang hun auto op de stoep staan schilderen in een nauwkeurig legercamouflage-patroon. En, zoals later bleek, buitengewoon gul met buitenlanderhaat.
Na ongeveer een jaar hoor ik een ambulance in de straat. En dan nog een. Twee ambulances hier, dat heb ik nog nooit meegemaakt en ik hang uit het raam. De nieuwe buurvrouw hangt een paar meter naast me. ‘Ik hoop dat het die Turken daar zijn,’ knettert ze, ‘Laat die maar een hartaanval krijgen.’ Enzovoorts.
Ik reageer alleen als ze even niet scheldt en zin op een elegante vermaning. Die komt uit de lucht vallen, beter dan ik zelf ooit had kunnen bedenken. Plotseling komt de auto van de oude Irakese buren langs scheuren, een oom aan het stuur, de kids opgepropt achterin en een van hen hangt gevaarlijk ver uit het raam. Hij herkent me, zwaait en joelt vrolijk en ik zwaai terug. En dan zijn ze alweer verdwenen, voorgoed. Maar ik heb mijn wraak op de buurvrouw genomen.
Niemand kan zonder vooroordelen. Ook zogenaamd liberale types niet, alleen bewegen zij zich in zo’n monocultuur dat het ze zelf niet opvalt. Als vooroordelen doorbroken worden, geeft dat onrust. Het is ook een kans. Je gaat niet de cultuur zien, maar een persoon. Niet een land, maar een mens. Niet het bos, maar een boom.
En dat is mooi. Een cultuur kan ik niet ontmoeten, alleen een persoon. Een land kan ik niet spreken, alleen een mens. Een bos kan ik niet omhelzen – en nou ja, een boom hoeft voor mij ook niet zo. Maar je snapt m’n punt. Ik ben niet getrouwd met ‘de’ vrouw, maar met een concrete vrouw. Met overigens een heel concrete openstaande tas met een heel concrete portemonnee erin. Misschien moet ik het toch nog één keer proberen dit te veranderen…