Reinier Sonneveld Zoeken naar wijsheid, zorgen voor je ziel
menuAchteruit met één been
10 juni 2015
Ik had net een heleboel hele christelijke dingen zitten typen, toen ik uit ons raam keek en een oude junk in een rolstoel langs zag schuifelen. Tergend langzaam. Hij gebruikte zijn handen niet, duwde zich met één been voort, achterstevoren. Picture that. Achteruit met één been. En inclusief vlashaar, grauwe huid en expressieloos gezicht.
Ik dacht van alles. Wat een theater. Doet ‘ie expres, om hulp uit te lokken. Waarom niet gewoon met z’n handen? Waarom niet met twee benen? En waar is ‘ie eigenlijk naar onderweg…? Maar ja, de gewonde man die de Barmhartige Samaritaan tegenkwam, dat had ook een valstrik kunnen zijn, of aanstelleritus, dus ik liep naar buiten en vroeg: ‘Wat is het probleem?’
Na een paar pogingen kon ik hem verstaan: ‘Mijn enkel is gebroken en mijn handen doen niets.’
Hij zag er inderdaad afgeleefd uit. ‘Zal ik je duwen?’
Hij knikte.
‘Waar moet je naartoe?’
Hij wees in de richting van de binnenstad.
‘Oké.’ Dus ik ging duwen. Al onze buren zijn Marokkaans en wat zullen zij hiervan denken? Wat denkt die dame die ik nu tegenkom? Dat ik z’n verzorger ben? Of z’n dealer? Of dat ik hele goede werken zit te doen? En wat vindt zij eigenlijk van christelijke types? En waarom zegt hij niets? Vindt hij het ook ingewikkeld? Wil hij eigenlijk wel geholpen worden? En vooral… hoe lang gaat dit eigenlijk duren?
Na een paar minuten verbrak ik de stilte: ‘Waar moet je precies naartoe?’
Weer iets onverstaanbaars.
‘Waar, zeg je?’
‘Coffeeshop.’
Niet vertragen, Reinier, niets laten merken. Het is niet aan jou zijn bestemming te bekritiseren. Misschien was de gewonde man van de Barmhartige Samaritaan ook wel onderweg naar de hoerenbuurt. En bovendien, wat wil je dan, hem hier laten staan? Het gaat hem zeker 2 uur duren om zelf de binnenstad in te komen en dan nog terug.
‘Alleen daar iets kopen, dan blijf ik wachten en neem ik je mee terug. Anders niet, dan loop ik alleen terug.’
Grenzen stellen, Reinier. Eén vinger krijgt ‘ie, niet de hele hand. Je bent nu al twintig minuten met een bejaarde ex-dakloze aan het sjouwen. Je moet nu weer snel hele christelijke dingen gaan typen.
Maar op de terugweg, hij had z’n zakje wiet gehaald, moest hij opeens, uiteraard, naar de cd-winkel: ‘Even maar.’
Ja, wat nu? Gewoon laten staan? Dat heb ik gezegd. Maar we zijn nu toch al onderweg en misschien was dit zijn eigen plan al en…
‘Oké, maar verder niets. Anders laat ik je staan.’
Dus ik wurmde hem de schappen door, we botsten overal tegenop, maar hij luisterde z’n liedje: ‘John, we gaan.’
Het is ook voor hem belangrijk dat ik tempo maak. Hij moet niet het gevoel hebben betutteld te worden. De Barmhartige Samaritaan betaalde ook voor slechts één nacht en ging verder. Juist als ik streng ben, houdt hij zijn eigenwaarde.
Uiteindelijk bereikten we zijn hostel. Hij bedankte me zeer hartelijk en zeer onverstaanbaar. Ik kom John nog wel eens tegen in de binnenstad. Hij kan inmiddels weer lopen. Elke dag op dezelfde tijd wandelt hij heen en weer naar de coffeeshop. Als ik hem zie, vermijd ik zijn blik en groet ik hem niet. Ik zeg tegen mezelf, dat ik dat doe, om hem niet te herinneren aan een kwetsbare periode. Verder nergens om.