close

Mijn vrouw en ik verbleven onlangs een maand in een van de gevaarlijkste steden ter wereld. Ik heb het over Cáli in Colombia. Althans, er zijn van die lijstjes op internet, en daar prijkt deze stad op nummer 11. Dat zijn geen wetenswaardigheden die je je moeder vertelt voordat je vertrekt.

We zijn meer levend teruggekomen dan dat we erheen gingen. Het was een goede tijd. De eerste nacht belden we een taxi. Dat moet in dat soort steden. Je pikt niet een taxi op van de straat, want wie weet zit er een doerak in die je rechtstreeks naar een donker steegje scheurt en je daar een mes op de keel zet. Dus je belt een officiële taxi en betaalt omgerekend iets van twee euro. Prima deal, lijkt me, als dat je je leven scheelt.

We kwamen aan bij een kunstenaarshuis. Dit was een kunstenaarshuis uit de films. Een punker met een hanekam (ze bestaan nog) een dwerg (ik weet geen net woord) en een kale vrouw wachtten ons op. We begonnen net een gesprekje, toen ik besefte dat ik mijn mobieltje kwijt was. Die moest uit mijn broekzak zijn gegleden in de taxi.

En precies toen ik zei: die zijn we kwijt, hoorde ik krijsend gepiep. Ik keek om en zag onze taxi van zojuist remmen. De chauffeur stak zijn hand uit het raam met daarin mijn mobieltje. So much voor de elfde gevaarlijkste stad ter wereld. Vanaf dat moment was ik niet bang meer.

Ik kwam in Cáli voor een oude vriend die daar was neergestreken. Mijn vrouw voor een kunstproject. Ze bakte elke ochtend een cake, zette dan een kraampje op straat met in het Spaans de tekst: ‘Verzamelaar van verhalen’ en wachtte tot er iemand kwam zitten die zijn verhaal wilde vertellen in ruil voor een stuk cake. Er is geen minuut geweest dat de kraam leeg was.

Van de tig verhalen die ze hoorde, is dit mijn favoriet. Een vrouw kreeg als tiener een kind. De man ging er meteen vandoor. Ze voedde in grote armoede haar dochter op. Maar ze spaarde en toen op een dag konden ze naar de dierentuin. Die gevuld is met de olifanten en leeuwen van gearresteerde drugsbaronnen, maar dat terzijde. Ze konden de weg niet vinden en spraken een dakloze man aan. Die begeleidde hen tot aan het hek van de dierentuin.

De dag erna stond de zwerver – die ook zwaar drugsverslaafd was – in de straat op de vrouw te wachten en gaf haar een klein cadeautje. Een papiertje gevouwen tot dier. De dag erna weer. Een stuk fruit. De dag erna weer. Een klein oorbelletje die hij had gevonden. En zo maandenlang gaf hij haar elke dag een cadeautje. Ze bewaarde al de cadeautjes in een doos.

Na een half jaar had hij haar hart gewonnen. Hij kickte af, zij nam hem in huis, ze trouwden, en kregen samen nog een dochter. En elke dag, elke dag heeft hij haar een cadeautje gegeven. Nu tien jaar lang.

‘Je hebt hem iets van God laten zien, door hem zo te accepteren,’ zei mijn vrouw. De vrouw knikte. So much voor de elfde gevaarlijkste stad ter wereld.

Go top