Reinier Sonneveld Zoeken naar wijsheid, zorgen voor je ziel
menuWaarom ik weer aan een kerk meedoe
25 juli 2015
Ik ben in een christelijk gezin opgegroeid en heb daar goede herinneringen aan. Toch was ik als twintiger he-le-maal klaar met de kerk. Je moest er in die tijd niet tegen me over beginnen, of je kreeg een donderpreek van een half uur over alles wat er mis aan was. Nu als dertiger ga ik weer en met veel plezier. Waarom?
Die donderpreek met klachten hoef ik niet te herhalen. Iedereen kent ‘m eigenlijk wel, mensen die veel in de kerk komen vaak nog het beste. Klagen over dat oude instituut is het normale. Het verlaten ook. Als twintiger liep ik in feite mee met de horde en was ik tamelijk gewoon. De stap die ik als dertiger maakte – terug naar de kerk – is veel ongebruikelijker en daar heb ik ook veel meer over nagedacht. Daarom leg ik het graag uit.
Als iemand me vraagt wat er nu zo bijzonder is aan een kerk, is mijn eerste reactie: nou, laten we ook weer niet overdrijven. Bijna alles wat er in een kerk gebeurt, kan namelijk elders eveneens. Laten we eerlijk zijn: op internet kun je duizenden briljante preken vinden, meestal beter dan wat de voorganger in je buurt lukt. De liedjes zijn er verkrijgbaar in tientallen professionele uitvoeringen. God is overal en niet opgesloten in een gebouw, dus bidden en hem ervaren kan overal. De meeste christenen vinden bovendien dat je zelfs voor rituelen als het avondmaal geen gebouw of grote groep nodig hebt.
Toch is er één ding waarin een kerk uniek is: alleen daar ontmoet je regelmatig diverse mensen die geloven. Misschien denk je: nou, maar daar-en-daar kan ik ook regelmatig gelovigen spreken – dat klopt, want dat noem ik óók een kerk!
Daarom doe ik weer mee aan een kerk: ik ging die ontmoetingen missen. Natuurlijk, ik kon overal wel bidden, ik kon non-stop op internet fantastische preken kijken, enzovoorts, maar dat voelde toch anders. Het leek op toen mijn vrouw een tijd in het buitenland werkte. We hadden alleen contact via Skype. Natuurlijk, dat is contact. Echt contact. Ik denk dat we zelfs meer woorden uitwisselden dan als ze gewoon thuis was. Maar toch miste ik haar immens en was ik zó blij dat ze weer terug was…
Het geloof zoeken buiten de kerk is zoiets als Skypen. Zeker, het kán wel. Ik heb het zelf als twintiger jarenlang gedaan. Toch miste ik iets. Daarom ben ik het geloof weer gaan zoeken in ‘live’ ontmoetingen met mensen van vlees en bloed – de kerk.
We zijn als mensen nu eenmaal fysieke wezens. Je merkt dat al bij baby’tjes: die moeten voortdurend aangeraakt en geknuffeld worden. Baby’tjes sterven zelfs als ze geen lichamelijk contact hebben, ook al krijgen ze genoeg te eten en is er misschien wel een mama die via Skype liedjes voor ze zingt… We zijn geen abstracte, virtuele wezens. We hebben altijd ‘fysiek’ geleefd. Toen we uiteindelijk de letters uitvonden en boeken en nog veel later het internet – daarmee konden we ook wel communiceren, maar het blijft toch een aftreksel. ‘Live’ ontmoetingen gaan dieper, maken meer emoties los, en onthouden we beter.
Het belangrijkste gebeurt dan ‘tussen de regels’. Een predikant kan van alles zeggen, maar het is zijn houding daarbij die werkelijk overkomt. Lichaamstaal maakt veel meer indruk dan woorden. Als ik regelmatig medegelovigen ontmoet – dat is voor mij het belangrijkste van een kerk – dan leer ik langzamerhand iets over hoe God in hun levens aan het werk is. Dat gaat een beetje bewust, maar vooral onbewust.
Daarom doe ik weer mee aan een kerk: omdat ik een lichaam heb, een fysiek wezen ben, gebouwd op ‘live’ ontmoetingen. Ik heb het nodig om met andere mensen onze ervaringen met God te delen. Ik besta niet uit letters, maar uit vlees en bloed. Een kerk, daar gebeurt ‘live’ iets van God. En hoe pril en ondergesneeuwd vaak ook – God is het mooiste wat er is, dus als hij ergens concreet wordt, dan wil ik dat meemaken.