close

Hierboven zie je een oud stuk steen: een stèle uit het jaar 1243 v.Chr. In het midden een Assyrische koning, Tukulti-Ninurta. Maar kijk eens goed. Hij is een koning die knielt – dat hoort niet op een stèle. Een koning knielt niet. Daar wórdt voor geknield.

En er zit niemand op de troon! Uit het spijkerschrift eronder weten we dat de vuurgod Nusku daar hoort te zitten. Maar Nusku is afwezig.

Al bijna duizend jaar eerder dichtte een Egyptenaar over zijn oppergod Amon-Re: ‘Men zegt dat hij de herder is van iedereen, en er geen kwaad is in zijn hart. Maar zijn kudde lijdt gebrek, en dan zou hij de hele dag gezorgd hebben? Waar is hij vandaag? Slaapt hij misschien? Toen ons verdriet overkwam, kon ik u niet vinden, niemand kan een beroep op u doen!’

Dit behoort tot de oudste teksten die we kennen. En daarin vind je dus al meteen een schreeuwend gemis aan God. Twijfel is niet een modern verschijnsel, iets van na de Verlichting of iets dergelijks. Het is deel van ons mens-zijn.

Later zie je in de kunst telkens die lege tronen terugkeren. Er zijn oude boeddhistische beelden waar de stoel van Boeddha onbezet is. Etrusken en Romeinen hielden bij sommige feesten eentje leeg voor een god. Joden doen dat bij de besnijdenis, voor Elia.

In de christelijke kunst vind je nog de meeste lege tronen. Misschien wordt hier het gemis van God ook het hevigst gevoeld. Want even was Jezus onder ons. We hebben het geproefd wat het is als God bij ons is. Maar toen werd hij ons ontrukt. Hemelvaart is het feest van het missen van God.

Toch zijn deze stoelen zelden helemaal leeg. Meestal zie je er een duif op staan en een boek liggen. Jezus is dan vertrokken, hij heeft ons niet helemaal alleen gelaten. Zijn Geest is achtergebleven, evenals zijn Woord.

Overal zijn lege stoelen. In elke familie, elke vriendenkring, elke werkkring. En naarmate je ouder wordt, komen er steeds meer lege stoelen bij. Tot uiteindelijk jij zelf een lege stoel bent geworden.

God missen we nog het meest. We zijn verdreven mensen. We waren in een paradijs en hebben daar nog vage herinneringen aan. Onze ziel draagt er sporen van, van hoe was om samen met God te zijn. We zijn geboren met een heimwee.

Go top