Reinier Sonneveld Zoeken naar wijsheid, zorgen voor je ziel
menuUitzicht vanaf mijn studeerkamer (ooit)
16 augustus 2016
Dit is het uitzicht uit mijn studeerkamer. Los van de beeldschermen in ons huis, zie ik dit het meest. Van niemand achter deze ramen ken ik de naam. Wel herken ik vijf gezichten van wie daar wonen en hen groet ik op straat.
Op die onderste verdieping woont een jong stel. Ze zien er Zuid-Amerikaans uit, Colombia schat ik in. Ze zijn allebei knap en allebei doof. Ze hebben net een kindje gekregen. Ik weet niet of dat ook doof is. Er is soms oppas. Misschien is dat ook voor de taal.
Kijk onderaan hun raam. Daar zie je een woord, maar wel slechts de bovenkant en achterstevoren. Toch duurt het maar een paar seconden voordat je het kunt ontcijferen. Het is een mooi woord.
In de spiegeling van de ruit zie je ons eigen balkon. Soms zie ik daar mijn vrouw zitten, in het zonnetje met een boek. Zij kan mij daarvandaan zien typen. Soms merken we dat we naar elkaar kijken en zwaaien we naar elkaar, via de ruit van onze dove overburen. Onze spiegelbeelden ver weg zien dat mooie woord niet afgesneden en niet achterstevoren.
De verdieping erboven woont een alleenstaande oudere vrouw. Ze lapt elke dag haar ramen en laat die overdags urenlang open staan, zomer en winter – ook op de foto. Er brandt nooit licht en ik zie vanaf mijn studeerkamer geen enkel stuk meubilair staan of iets aan de muur hangen. Soms zijn we in hetzelfde gangpad in de supermarkt. Dan heeft ze doorzichtige plastic weggooi-handschoenen aan.
Ik denk er al lang over na hoe ik haar kan helpen. Na vier jaar denken weet ik nog geen verstandig plan.
Bij de verdieping boven haar zijn altijd de luxaflex dicht. Ik heb er nooit iemand gezien. Het enige teken van leven is dat er soms een kier in de luxaflex zit. Daar zou de bewoner doorheen kunnen gluren, zonder zelf gezien te worden.
De bovenste verdieping is van een alleenstaande oude zwarte man. Hij staat enkele keren per dag voor de ruit. Als ik toevallig naar boven kijk, deinst hij terug. Soms zwaai ik even en dan zwaait hij terug.
Ik heb deze foto door de ruit heen genomen. Anders staat het zo gluurderig. En misschien staat die bovenste overbuurman daar net.
Ik kijk uit op de levens van minstens zes mensen. Ik oefen me erin te kijken als Jezus. Het vreemde is dat naarmate mijn liefde voor deze mensen groeit, er ook verdriet groeit. Ik zou niet weten hoe we ooit meer zullen delen dan dit kleine stukje grond.
Er zijn momenten dat ik zeker weet, dat dit verdriet ook Jezus’ verdriet is.