Video bij Het vergeten evangelie.
Wat geloven christenen eigenlijk? Daar zijn er nogal wat van, ruim twee miljard, bijna een-derde van de mensheid – dus het is wel een klus om iedereen recht te doen. Maar laat ik het proberen. Dit geloven christenen.
*
Geloven kan op heel veel manieren beginnen, maar vaak bij verwondering. Iedereen heeft wel eens onder een sterrenhemel gelopen en was diep onder de indruk. Het is bijna onmogelijk dat niet prachtig te vinden. Het is buitensporig en je voelt je nietig. Miljarden-miljarden-miljarden sterren die daar allemaal maar gewoon zijn en hun ding doen en jij bent daar ergens tussenin en je mag daarnaar kijken, zomaar, gratis.
Waarom eigenlijk? Het hoeft nergens voor, tien sterren was ook al fantastisch geweest, maar nu zijn het er miljarden-miljarden-miljarden, in een uitgestrektheid die totaal mateloos is. Of denk aan baby’tjes. We waren ook tevreden geweest als het lelijke mormeltjes waren geweest, echt we hadden er even intens van gehouden, maar dan nu ook nog weer zo’n zacht huidje, en die Panda-ogen, en die geur van dat haar… Het is overdreven, zo gul.
Het had zo anders kunnen zijn. Bijna alles wat je kent had zoveel lelijker kunnen zijn. Een ei, een simpel kippenei. Er zijn zoveel mogelijkheden waarop al die atomen waren samengesteld tot een totale chaos. Van precies dezelfde deeltjes kun je ook een… een drol maken in miljarden verschillende vormen. En miljarden-miljarden andere troep en niksigheden. Maar al die deeltjes zijn precies zo gearrangeerd dat het dat ene ei wordt. En het is heel lastig te bedenken hoe je dat ene ei nóg perfecter kan maken. In elk geval zijn er veel minder mogelijkheden om het mooier te maken dan lelijker. Als je een grafiek zou maken die loopt van chaos, puinhoop, onzin naar perfectie, schoonheid – dan zit het ei heel dicht tegen dat uiterste aan.
Dat geldt voor heel veel in het leven. Ja, natuurlijk, het kan altijd beter, er ís veel ellende. Maar als je je voorstelt hoeveel ellende er zou kúnnen zijn, hoeveel er kapot kán, al die eindeloze mogelijkheden van waanzin en destructie – dan zitten we verbijsterend dicht tegen de andere kant aan.
*
Niemand is voortdurend hierover verwonderd, maar ik merk dat iedereen het wel eens overal: hoe gul het leven is, hoe onmatig, hoe uitbundig, hoeveel slechter het had kunnen zijn, maar het niet is. Het had er zelfs helemaal niet hoeven zijn, jij niet, deze hele aarde niet, dit hele heelal niet. Maar het is er wel en jij bent er en je kunt dit maar allemaal ervaren.
Je krijgt het gewoon toegestopt. Zeker, we moeten hard werken en soms is het ploeteren, maar niemand heeft zijn eigen leven gemaakt, niemand heeft zichzelf gebaard, niemand heeft zichzelf gezoogd, niemand heeft zichzelf opgevoed – geen mens heeft deze planeet geproduceerd of ook maar één seconde gecreëerd. Alle bloemen, wolken, sterren – eigenlijk alles wat je ziet, wat je hoort, ruikt – het komt maar gewoon naar je toe, het gebeurt allemaal en je krijgt het toegeschoven.
Zeker, we lijden, en dat is zoiets als een kras in de Mona Lisa: het is zo verschrikkelijk omdat het zo prachtig is. Een kras in een behangetje doet je niets. Afscheid van iemand die je niet kent – nou en – afscheid raakt je pas als je van iemand houdt. Dood gebeurt alleen als er eerst heel veel leven is. Er moet enorm veel gegeven zijn, voordat er ook maar iets vanaf gedaan kan worden. Dat leven is dan dus altijd eerst. Het loopt altijd voorop en alle narigheid sukkelt daar achteraan. Hoeveel procent van het totaal aantal gebeurtenissen in dit heelal is ellendig? Ze zijn verschrikkelijk genoeg, het kan je leven beheersen, maar als je het vergelijkt met alles wat er in dit heelal gebeurt, dan gaat het toch over, zeg, een miljardste van een miljardste procent.
Als je een schaal maakt van ‘alles zelf doen’ naar ‘alles krijgen’, zitten we vrijwel tegen die ene kant aan van ‘alles krijgen’. Er is wel eens uitgerekend wat het zou kosten als we zelf alles moesten produceren wat alleen al de natuur geeft, zoals water en luchtzuivering, energie, plezier, uitzicht… Het zou jaarlijks neerkomen op fabrieken ter waarde van 30 triljoen dollar. Omgerekend is dat per aardbewoner elk uur een miljoen. Dat krijg jij per uur van de natuur. Aan het einde van deze video ben je dus alweer een paar ton rijker. En dat is alleen wat je van de natuur hier op aarde krijgt: daarmee is niet meegerekend wat je van andere mensen ontvangt, laat staan de rest van het heelal. Het leven is be-la-che-lijk gul. Elk evenwicht is zoek. Het slaat he-le-maal nergens op.
*
Dat gevoel van kleinheid, daar begint vaak geloof. Verbazing, verwondering, over hoeveel er gebeurt en geregeld wordt, zonder dat wij het bepalen, zonder dat we het doorhebben. Er is zo ontzettend veel dat we niet weten. Jouw naam ken ik waarschijnlijk niet. Ik kan wat dingen raden over je leven, maar ik weet geen enkel detail: al die miljoenen dingen die je hebt meegemaakt, ik weet er niks van. En jij niet van mij.
En van de meeste mensen in de geschiedenis weten we niet eens hoe ze hebben geheten, laat staan al die details uit hun leven. En denk dan aan eindeloze hoeveelheden dieren en planten, die nu leven en hebben geleefd. We kennen een paar soorten, maar we scheren langs het uiterste oppervlak. En dan is er nog leven op talloze andere planeten vol krioelende wezens en al die krankzinnige hoeveelheden sterren met al die geschiedenissen in al die jaren. Als we weer een schaal maken, van alles weten naar niets weten, zitten we bijna tegen dat niets weten aan.
We zijn omgeven door een mysterie, doortrokken van een mysterie – hoeveel weet je eigenlijk van je eigen lichaam, wat daar in al die cellen gebeurt – zelfs je geest, hoeveel gebeurt dáár wel niet zonder dat je het bewust bent. We zijn een en al mysterie, een grandioos, duizelingwekkend, schitterend mysterie.
*
Het ligt zo voor de hand om dan aan God te denken. Die overvloed, die mateloosheid, die gulheid, die onbegrijpelijkheid – dat klinkt eigenlijk gewoon al als God. Een beter woord heb ik er in elk geval niet voor.
In het christelijk geloof is God eigenlijk een grote uitspatting, God borrelt voortdurend. God is een soort oceaan: een kleurige, borrelende, spetterende, levendige eeuwigheid. En dan ergens daar binnenin, ergens in dat eindeloze leven, is een belletje – en dat is ons heelal. Hét misverstand over God is hem voor te stellen als een mannetje met een baardje op een wolkje – zoals op veel schilderijen. En dan kun je wel zeggen dat hij het allersterkste mannetje met het allerlangste baardje op het allergrootste wolkje is – maar hij blijft binnen dit heelal.
Christenen geloven precies het omgekeerde. God is niet een mannetje in dit heelal – dit heelal is een belletje in God. Dát zijn de verhoudingen. God is het oer van alles. Als je vraagt en vraagt en doorvraagt, waar je dan uiteindelijk op stuit en waar je niet meer door kunt vragen, daar is God. Hij is degene die alles draagt en omgeeft en voortbrengt. Hij is het oer-zijn, die meer bestaat dan het bestaan. Het oer-bewustzijn, die alle zielen draagt. Het oer-goede, die al het goede voortbrengt. De oer-waarheid, bron van alle waarheden. De oer-schoonheid, uit wie al het moois voortkomt.
We hebben allemaal wel een idee, vaag of helder, waar het in dit leven uiteindelijk over gaat. Wat je antwoordt als je maar doorvraagt en doorvraagt tot je niet meer kunt doorvragen. Waarom, waarom, waarom – en wat dan. Wat je dán denkt, dat is het ultieme – je god. Iedereen zegt wel eens: ‘uiteindelijk’ is het leven dit-of-dat, ‘eigenlijk’ is het bestaan zus-of-zo. Wat je daar invult, dat is het ultieme, dat is je god. En wat ik hiervoor zei, is dus wat christenen dan invullen. Als je doorvraagt en doorvraagt tot je niet meer verder kunt, dan ben je bij een eeuwige gulheid beland – aan de rand van dat belletje in die oceaan, zeg maar. En daar begint het onuitsprekelijke – de eindeloze liefde die God is.
Iedereen heeft wel een god, iedereen vult wel iets in als je zegt: uiteindelijk is het leven puntje-puntje-puntje. En het ultieme van de christenen, hun god, met kleine letter, is God – met hoofdletter.
*
En het ligt nogal voor de hand dat het ultieme wat je kent, niet overal even sterk in doordringt. Stel dat je gelooft dat het de dood is. Dan ervaar je dat toch minder bij, zeg, een goed concert, dan op een begraafplaats. Of als je zegt: natuurwetten, die zijn het ultieme, die zijn mijn god. Dan voel je dat toch sterker in een lab, schat ik in, of in een of andere formule, dan in de troep op een kinderkamer…
Die plek waar je jouw god het meest ziet, kun je jouw ‘jezus’ noemen. En iedereen heeft wel zo’n soort ‘jezus’, iets waar het grootste dat je kent het meest in doordringt, de meest ware plek. De ‘jezus’ van de christenen, met kleine letter, is Jezus, met hoofdletter. In het leven van die ene persoon, die leefde in de eerste eeuw, die nauwelijks buiten Israël is geweest, dáár gebeurde God op een ongekende manier. God gebeurt wellicht bij iedereen en overal, maar daar zit toch ook weer schommeling in, bij sommige is het meer dan bij anderen, dat is eigenlijk onvermijdelijk, Hitler was toch echt verder weg van God dan Mandela. En bij Jezus – dat is de kern van het christelijke geloof – gebeurde God het meest.
Dit is wat christenen uniek maakt. In God geloven ontzettend veel mensen, de God die ik zojuist schetste: Joden noemen hem Jahwe, moslims Allah, hindoes Brahman, en zo zijn er nogal tientallen religies die een vergelijkbare voorstelling hebben van het ultieme. Ik schat ruwweg twee-derde van de mensheid. Christenen, de helft daar weer van, ongeveer een-derde van de mensheid, zijn echter uniek in de plek waar ze die God het meest ervaren. Al die religies wijzen iets anders aan. Joden zullen de Torá aanwijzen, moslims de Koran, hindoes je ziel – daar vind je God het meest, zo geloven ze, dat is hun jezus-met-kleine-letter.
Christenen zeggen: onze jezus is Jezus, die ene persoon. Als je wilt weten waar die eeuwige God, die alles heeft voortgebracht en die alles draagt en doortrekt, die onstuimige, borrelende, gulle liefde, waar die het meest op lijkt, dan kijk je als eerste naar Jezus. Jezus is beste informatie over God. De Bijbel zegt dat hij het ‘beeld’ van God is, het ‘woord’ van God, de ‘zoon’ van God. Allemaal termen om hetzelfde uit te drukken: nergens vind je zoveel God als bij Jezus.
*
Dat is een fascinerend idee. We hebben nog iets van 140, 150 verhalen over die ene persoon Jezus en daarin is dan dus het grootste geheim van het leven te ontdekken. Een beetje zoals een wetenschappelijke formule, maar dan veel complexer en verdergaand. Iets als E = mc kwadraat, dat vertelt in heel samengebalde vorm hoe het bijna overal in dit heelal werkt. De kern van het christendom is dus dat Jezus zo’n soort E = mc kwadraat is. In heel samengebalde vorm ontdek je in die 140, 150 verhalen die er nog over hem zijn, niet alleen hoe het in dit heelal werkt, maar zelfs wat de bron van alles is, het geheim van het leven – wie God is.
Wat ontdek je dan bijvoorbeeld? Wat leer je dan bij hem concreet over God? Daar blijf je denk ik mee bezig en ik ben er in elk geval nog lang niet klaar mee, maar wat mij bijvoorbeeld intrigeert is hoe voorzichtig Jezus met mensen omgaat. Hij bluft niet, hij douwt niet door, hij respecteert tot het uiterste de weg die mensen zelf kiezen – ook als dat in zijn eigen nadeel is, en dan zeg ik het subtiel, want hij staat het de mensen toe dat ze hem doodmartelen, kruisigen.
Het christelijke geloof zegt dus dat dit, op de een of andere manier, iets over God onthult. Blijkbaar is God, die alles heeft voortgebracht, die het oer is van alles, die meer bestaat dan het bestaan zelf – blijkbaar is hij iemand die heel voorzichtig met mensen omgaat, hen tot het uiterste respecteert, zelfs als ze iets van hem kapot maken. God is blijkbaar bereid om zich te laten ontkennen, negeren, wegduwen.
Jezus is dan zoiets als… vuurwerk. Hij had een menselijke gedaante, maar hij herbergde in zich een gigantische kracht, zoals vuurwerk er los niet uitziet, niks lijkt te beloven, maar als het uiteindelijk brandt en totaal ten onder gaat – bam! – juist dan gaat het schitteren. Jezus gaat kapot aan dit leven – en hij staat op uit de dood, met een wonderbaarlijk nieuw lijf, dat stuitert van energie, dat knalt van plezier, dat danst van licht.
De Bijbel noemt dat ‘het koninkrijk van God’, omdat daar God in onze werkelijkheid volledig doordringt: God heeft een troon gevonden en die troon is Jezus. De Bijbel noemt dat ‘goed nieuws’, evangelie, in het Grieks ui-angèlion, omdat het betekent dat God iemand is die ons ruimte geeft, vrijheid aan dat ‘belletje’ in hem, ons heelal. Maar hij laat het niet alleen, hij gaat van binnen uit een nieuwe beweging beginnen, van genezing, van herstel, van liefde – van vuurwerk.
*
En waar vind je nú dan nog iets van die Jezus? Die 140, 150 verhalen over hem, dat was vroeger – maar nu? Dat noemen christenen: de heilige Geest. De geest van Jezus, de ziel waarmee hij doortrokken was, die heeft zich verspreid onder de mensen en werkt onder ons. Waar tegenwoordig iets Jezus-achtigs gebeurt, waar iemand iets doet dat je doet denken aan die 140, 150 verhalen die er over hem zijn, daar is zijn Geest, daar is hij bezig.
Als je je wilt laten voeden door die verhalen, door al het Jezus-achtige wat je ziet gebeuren – dat is geloven. Die heilige Geest is overal bezig, die laat zich niet beperken, maar als je er bewust voor kiest daarvoor open te staan, je te laten corrigeren, ontregelen, vormen door die Jezus – dat is geloven.
Want wie of wat leidt bij de keuzes die je maakt? Je maakt de hele dag door beslissingen, als je praat kies je de woorden, enzovoorts, maar wat is doorslaggevend bij je beslissingen, wie of wat stuurt je? Dat kan van alles zijn, meestal is het gewoon je opvoeding of wat je omgeving zegt. Dat jijzelf de baas zou zijn, dat is zo ongeveer het meest naïeve wat ik ooit gehoord heb – dan heb je gewoon niet door waar je meningen vandaan komen. Maar als je er bewust voor kiest je te laten corrigeren en vormen door iets, wat dan ook, en iedereen die volwassen is doet dat – dat is dat je baas, je Heer. En als christen probeer je dan Jezus je baas te laten zijn, je Heer, zo zeggen we dat ook wel.
Dat is de moeite waard. Door wie of wat kun je je eigenlijk beter laten vormen? Als je die tinteling voelt bij het leven, die verwondering, dat mysterie – de intuïtie dat alles wel eens zou kunnen voortkomen uit een eeuwige liefde, en dat je die liefde nergens zo sterk gezien hebt als bij Jezus – natuurlijk is dat dan de plek waar je je wilt laten vormen.
Dat is het christelijke geloof. Het begint bij verwondering, verbazing, dankbaarheid. Het beste woord daarvoor is God. En het beste woord voor God is Jezus. En het beste woord voor Jezus is liefde. Dát geloven christenen.