Reinier Sonneveld Zoeken naar wijsheid, zorgen voor je ziel
menuHierom is het christendom waar
26 november 2018
Video bij Het vergeten evangelie.
Waarom geloof jij eigenlijk wat je gelooft? Waarom denk je dat bepaalde uitspraken kloppen en andere niet?
Het meeste komt natuurlijk van wat je ooit is verteld, wat je ooit gelezen of gehoord hebt. Jij hebt waarschijnlijk nooit zelf gecontroleerd of Groenland bestaat, je hebt het je wellicht niet eens ooit afgevraagd, je neemt dat gewoon klakkeloos over – en dat is best logisch, want je kúnt niet alles checken. Je kunt zelfs bijna niks checken. Je zou als een malle de hele wereld over moeten reizen en dan mis je nog bijna alles. Het ligt dus heel erg voor de hand om verreweg het meeste gewoon maar van horen zeggen te hebben.
Toch zijn er natuurlijk onderwerpen waar je wat dieper induikt, omdat je ze belangrijk vindt, of omdat iemand anders ze belangrijk vindt bij wie je toevallig in dezelfde ruimte bent. Dan controleer je op waarschijnlijkheid: je legt de bewuste informatie naast andere ideeën die je hebt en waarover je minder twijfel hebt – al of niet terecht – en als ze daarmee kloppen, dan vind je ook die waarschijnlijk, en zo niet, dan niet.
Daarbij spelen onze wensen een enorme rol: we zijn mensen en we verlangen naar van alles, en die voorkeuren en afkeren geven een flinke zet mee in of we iets wel of niet gaan geloven. Zo werkt het nu eenmaal en heel onlogisch is dat eigenlijk niet. Er zijn talloze onderwerpen waar je een informatieachterstand hebt, waar je nooit helemaal uitkomt of het nu waar is of niet. Zal ik met die of die trouwen, zal ik dat en dat huis kopen, moet ik die of die studie doen? Hoe groter de vraag, hoe relevanter die is voor je leven, hoe minder duidelijk je harde kennis daarover kunt verwerven – en dan gaan dus intuïties, gevoelens, verlangens meespelen – en terecht. Als je het toch niet helemaal zeker weet, en je hebt de keus tussen een aantal opties, waarom zou je je dan inzetten voor de vervelende optie?
*
De grote vraag deze keer is of het christendom waarschijnlijk is. En dan begin ik maar bij iets typisch van christenen, namelijk dat ze in God geloven. En de vraag is natuurlijk of die God bestaat.
Een manier om hierover te denken is te beseffen dat eigenlijk iedereen wel een soort god heeft. Iedereen heeft wel een of ander idee bij het ultieme. Als je doorvraagt en doorvraagt over waarom-waarom-waarom, dan stuit je op een gegeven moment op een plek waar je niet meer kunt doorvragen – dat is je god. Iedereen zegt wel eens: het leven is uiteindelijk… puntje-puntje-punt, en dan komt er iets. Het bestaan is in wezen… en wat je dan invult, dat is je god.
Bijna iedereen heeft wel voorstellingen bij het ultieme, iedereen gelooft in die zin in een god, en de vraag of God bestaat is dus eigenlijk: lijkt het ultieme waar je sowieso in gelooft op de christelijke God? Als je doorvraagt en doorvraagt en doorvraagt, waar je dan op stuit, is dat bijvoorbeeld liefdevol? Dat is de belangrijkste vraag: of het ultieme ook liefdevol is. Datgene waar alles uit voorkomt, dat alles doortrekt, de clou van alles, is dat toeval, willekeur, het grote niets, of wat dan ook – of is dat de liefde zelf?
*
Er zijn veel aanwijzingen voor ja. Je kunt bijvoorbeeld doordenken over dat ultieme. Als dat echt ultiem is, écht de bron van alles, dan gaat er niets naartoe, dan geeft het alleen maar en hoeft niets van iets anders af te nemen – wat zou het nodig hebben als het alles al voortbrengt? En dat zien we als liefde: niets pakken van anderen, maar het beste met iedereen voorhebben – geven, niet nemen. Het ultieme, als het echt ultiem is, moet zo eigenlijk wel per definitie zijn. God ís Liefde, zeggen christenen dan ook.
Dat kun je merken aan hoe het leven zelf is. Het bestaan is bizar uitbundig. Met tien sterren in de lucht waren we echt wel tevreden geweest, maar nu zijn het er miljarden. Als er een paar honderd mensen waren geweest, hadden we een prima leven kunnen hebben – en in het verre verleden kenden we er ook niet meer – maar nu zijn het er zeven miljard. Met een achtertuin met wat fruitbomen kun je gelukkig zijn, maar nu hebben we ongelooflijke uitgestrekte natuurgebieden. Veel mensen hebben genoeg aan een hond of een kat, maar er zijn zulke uitzinnige diersoorten, in de lucht, op land, in de zee. Er zijn zo veel boeken te lezen, zo veel films te zien, zo veel muziek te luisteren, zo veel steden te bezoeken – het is ongelooflijk, het is mateloos, het is overdreven gul… En dat past precies bij wat je van een liefdevolle God zou verwachten. Die overstelpt je uiteraard met cadeaus.
Zeker, er is lijden. Want dat is de grote vraag nu: als zo’n liefdevolle God alles heeft voortgebracht – waarom gaat het er hier dan vaak ook zo liefdeloos aan toe? Waar komt dat kwaad eigenlijk vandaan? Dat past toch helemaal niet bij zo’n God?
*
Nee, zeggen christenen dan, inderdaad, bepaald niet. De vraag is alleen of het anders kon. Is het wel denkbaar dat je als God een werkelijkheid maakt die echt zelfstandig is, die je dus niet voortdurend op de lippen zit en controleert, en waarbij toch niet ergens het gevaar in sluipt? Als je als liefdevolle God elk detail gaat bijsturen, ja, dan gaat het er overal liefdevol aan toe – maar het is ook niets nieuws, niet iets zelfstandigs, het kan niets zelf. Als je je schepping respecteert en eigenheid gunt, ruimte, vrijheid – dan kan het dus ook een eigen weg gaan en zelfs de gruwelijk mislopen. God heeft dan dus niet het kwaad gemaakt, maar wel de mogelijkheid daartoe.
En de vraag is dan: oké, als het blijkbaar niet anders kan, als bij het leven per definitie hoort dat er een kans is op lijden – is het dan nog de moeite waard? De keus is tussen niets óf leven-met-de-kans-op-lijden, misschien zelfs wel zeker lijden. Kan een liefdevolle God dan kiezen voor dat leven-met-de-kans-op-lijden, of moet hij eigenlijk ervoor kiezen niets te maken? Kunnen we het hem verwijten dat wij er zijn?
Nu maken wij mensen regelmatig keuzes die een beetje lijken op hoe God het heelal schiep. Denk aan de keus om kinderen te krijgen. Je kunt ervoor kiezen dat niet te willen – of wel, en dan weet je, als je inderdaad een kindje krijgt, dat het zal lijden. Maar vind je dat al met al de moeite waard? Kan dat kindje later jou terecht verwijten dat het bestaat? Meestal is het blij te bestaan en zijn de ouders er ook blij mee, ondanks natuurlijk de ellende die bij het leven hoort. Het feit dat er überhaupt nog kinderen worden geboren is een soort bevestiging van de keus die God ooit moest maken: geen heelal scheppen óf eentje inclusief de-kans-op-lijden – en elke keer als ouders bewust voor een kindje kiezen, bevestigen ze indirect wat God toen gekozen heeft.
En in zekere zin doe je dat je hele leven. Iedereen maakt moeilijke periodes mee, maar vrijwel iedereen wil dan toch door. Je weet diep van binnen dat het de moeite waard is. Er zijn wel een paar procent mensen die serieus erover denken eruit te stappen, maar daarvan voelen we dat dit een ziekte is en zo ervaren zij dat zelf ook. Zo willen ze helemaal niet denken. In zekere zin herhalen we dus als mensen regelmatig die oude keus van God: helemaal niets, of leven-inclusief-lijden, en vrijwel altijd kiezen we dan voor leven-inclusief-lijden, en als we voor niets kiezen, dan voelt dat diep van binnen als een onjuiste keus.
We hebben daarmee de hele diepe intuïtie dat het leven, ondanks alle moeite, die moeite waard is. En daarmee hebben we een hele diepe intuïtie over God: als wíj uit liefde voor dit leven kunnen kiezen, kan hij ook uit liefde voor dit leven kiezen, ondanks alle gevaren en risico’s die hij natuurlijk dan minstens zo verschrikkelijk vindt als wij. Maar het is ook voor hem de moeite waard.
*
Er zijn veel aanwijzingen dat God bestaat, en de grootste bezwaren ertegen kun je plaatsen – en daarmee is geloven dat God bestaat niet een dwingende keus, het is niet 1 plus 1 is 2, maar het past zeker binnen het spectrum van wat een rationeel mens doet.
Een stapje verder. Want iedereen heeft ook wel een intuïtie over waar je het ultieme dat je veronderstelt, dan het meeste blijkt. Stel dat je zegt: uiteindelijk is het leven chaos, dat is de bron van alles, dan ligt het voor de hand dat je bijvoorbeeld heel harmonieuze muziek wel kunt waarderen, maar uiteindelijk ervaart als schone schijn of misschien zelfs een leugen. Geinig, maar zo is het leven niet écht. En bij wat dwarse muziek denk je dan eerder: ja, zó is het, dit is waar.
Die plek of plekken waar je het ultieme het meest ervaart, kun je jouw ‘jezus’ noemen. En iedereen heeft daar wel een bepaald gevoel bij, situaties waarbij je denkt: ja, zo is het precies, zo is het leven. Welnu, de ‘jezus’ van de christenen is natuurlijk Jezus, een concrete persoon, die leefde begin eerste eeuw in Israël. Daar, bij hem, blijkt het meeste God. Jezus biedt de beste informatie over God. Nergens gebeurde God zozeer als in zijn biografie. Dat is het kern van het christelijke geloof en wat het uniek maakt temidden van alle andere religies.
De tweede vraag is nu dus: als die liefdevolle God bestaat, is het dan waarschijnlijk dat Jezus inderdaad de beste informatie over hem biedt, dat Jezus anders gezegd zijn ‘zoon’ is? Je kunt deze vraag vrij voorzichtig aanvliegen: binnen wat je kent, binnen de opties die jij kunt controleren, hoe waarschijnlijk is het dan dat Jezus degene is die de beste informatie over de liefdevolle God biedt?
*
Een mogelijk antwoord is dan dus niet: er zou best wel ergens in een of andere uithoek een betere jezus kunnen zijn die we niet kennen. Mogelijkheden zijn gratis, je kunt van alles wel verzinnen, maar je hebt maar één leven, je kunt praktisch gezien niet alle uithoeken van de wereld onderzoeken, er zijn maar een beperkte serie opties die je redelijkerwijs kunt nagaan. En binnen die range, wie of wat is dan de beste kandidaat voor de vacature ‘beste openbaring van de liefdevolle God’?
En dan kun je allerlei redelijke criteria opstellen, functie-eisen, anders gezegd. De beste openbaring van een liefdevolle God, die zal toch ook wel zelf liefdevol zijn. Check, vinkje bij Jezus. Het ligt voor de hand dat die ‘zoon of dochter van God’ die we zoeken, zelf toch wel zo ongeveer weet hoe het zit en niet ondanks zichzelf zo’n rol heeft. Vinkje bij Jezus. Je kunt verwachten dat een liefdevolle God zijn informatie niet schuilhoudt, maar de kans geeft om zich langzamerhand te verspreiden. Vinkje bij Jezus. En dat het vervolgens ook breed als zodanig wordt erkend. Vinkje bij Jezus – nogal een vinkje zelfs, want over niemand wordt dat zoveel gezegd, dat hij inderdaad de ultieme vindplaats van God is.
En zo kun je allerlei criteria langsgaan en je zult merken dat enkele mensen of plekken één vinkje krijgen, heel zelden twee, en dat er bij Jezus wel heel veel bijeenkomt. Deze vacature is op zijn lijf geschreven. In elk geval zie je in de geschiedenis dat we als mensen op niemand zo vaak onze kaarten zetten. Iedereen die christen wordt, maakt op de een of andere manier de afweging of die Jezus de moeite waard is, of je bij hem inderdaad iets van God gaat vinden. En al die mensen hebben meerdere opties en wegen die af, zo eerlijk mogelijk, want er hangt nogal wat vanaf. En dan zie je door de geschiedenis heen dat verreweg de meeste mensen die deze afweging serieus maken, om zijn. Er is geen figuur zo populair als inspiratiebron als Jezus.
Dat zegt iets: dat zegt dat als mensen gaan zoeken naar God en als ze werkelijk gaan controleren en checken, dat ze Jezus dan het meest kiezen als dé plek waar ze moeten zijn. Dat lijkt me een uitnodiging voor iedereen om die Jezus in elk geval als zeer serieuze optie te overwegen.
*
Nu zijn er natuurlijk bezwaren. Ik heb gemerkt dat de kwestie bij Jezus vooral is dat mensen het lastig vinden om zich voor te stellen dat een enkele persoon God kan vertegenwoordigen. Een persoon dus die moet opgroeien, die kan stinken naar zweet, die naar de wc moet, die in een specifieke tijd en plaats optreedt – hoe kan zoiets staan voor een volmaakte, eeuwige, eindeloze God?
Een manier om daarover te denken is te beseffen dat dit eigenlijk veel vaker gebeurt. Als jij op een schoolbord E = mc kwadraat schrijft, is dat stoffig van het krijt, de lijnen zijn schots en scheef, je veegt het weer uit – maar die rommelige, stoffige, tijdelijke, beperkte tekens staan voor een eenvoudig, eeuwig idee dat de werking van het complete heelal beschrijft. Zou het niet kunnen zijn dat Jezus een soort op het bord getekend E = mc kwadraat is? Een soort samengebalde formule, met alle beperkingen die horen bij dit leven, dat echter iets volmaakts vertegenwoordigt? De wetenschap doet niet anders en ik denk dat dit ook in de filosofie en de theologie kan.
*
Het christendom zegt dus: er is een God, en het beste woord voor die God is Jezus. We hebben geen beter woord. Of, volgens een van de verhalen vraagt Jezus aan zijn volgelingen: ‘Moeten jullie ook niet vertrekken?’ En hun antwoord is: ‘Maar naar wie zullen gaan dan, Jezus?’ Je kunt wel van alles theoretisch bedenken wat een betere jezus zou zijn, maar ken je die concreet? Zijn dat reële opties? Ik zou zeggen dat binnen alle opties die je praktisch gezien kunt onderzoeken, Jezus het wel erg goed doet.
En dan de derde en laatste stap. Want christenen zeggen, dat als dit waar is, dat als Jezus inderdaad de ultieme openbaring van God is, dat je daar dan ook natuurlijk wat mee moet. Als je ergens een toegang hebt ontdekt tot de diepste geheimen van het leven, dan ga je dat niet laten liggen, maar dan probeer je dat tot je door te laten dringen.
Dat noemen christenen ‘openstaan voor de heilige Geest’. De ziel die Jezus doortrok, laat je ook bij jezelf toe. Dat je bewust zoekt naar waar dan iets goddelijks, iets Jezus-achtig bezig is en je daarnaar je leven vormt. Je onderzoekt wat wat er bij hem gebeurde, hoe stelde hij zich op, en waar zie je dat nu nog concreet gebeuren – daarnaar probeer je je leven in te richten. En dat gaat natuurlijk met vallen en opstaan, het blijft zoeken, maar geloven is dat proces aangaan. Altijd bereid zijn je te laten corrigeren door iets wat je ontdekt wat van Jezus is. Anders gezegd, dat Jezus je baas is, je ‘Heer’ is, zoals de eerste christenen hem noemden: je staat open voor zijn input en je bent bereid dingen aan te passen. Dat is geloven: je leven laten corrigeren en vormen en voeden door Jezus.
En gezien wat ik hiervoor zei, ligt dat voor de hand. Als je geen betere informatie over de diepste geheimen van het leven kent, als je niemand kent die beter God vertegenwoordigt dan Jezus, natuurlijk zoek je er dan naar hoe diegene je leven kan vormen.
*
En misschien vind je wel een aantal argumenten die ik hier noem niet zo overtuigend. Ik begon er ook mee dat juist bij de grote keuzes van het leven – een huis, een partner, werk, studie – het nooit glashelder is. Het blijft wikken en wegen. In dat soort gevallen kiezen we vanuit onze intuïtie, ons hart, ons verlangen. Je weet nooit zeker of je partner de beste voor je is, dat kun je nooit bewijzen, maar je kunt wel binnen alle onzekerheden de gok wagen, omdat je nu eenmaal heel graag bij diegene wilt zijn. Als je zou willen bewijzen dat iemand de beste voor je is, zou je iedereen mislopen.
Ik merk dat veel mensen de keus voor of tegen God net zo vaag vinden. Een gok. Ik denk zelf dat de aanwijzingen wel heel sterk richting God wijzen, maar goed, misschien heb je toch de indruk dat het onzeker blijft, misschien zelfs fifty-fifty.
Dan nog ligt het voor de hand de gok te wagen en je kaarten te zetten op het geloof. Het punt is dat je dan in elk geval de káns grijpt om bewust iets te leren van de grootste geheimen van het leven, van God, van Jezus. Iedereen kan van hen leren, maar wie gelooft, investeert daar actief in en dat is een buitenkans: een beetje alsof je een kaartspel doet en je hebt een hand waarbij je mogelijk alles wint. Niet spelen – dan blijft alles hetzelfde. Als je wél speelt heb je in elk geval nog de káns om te winnen. En winnen is in dit geval: actief en bewust contact leggen met de eeuwige, liefdevolle God.
En dat is verdraaid een goeie deal. Wat is er mooier dan je te laten vormen door de liefde? Natuurlijk gaat dat rommelig en blijft het zoeken, maar het is een buitenkans om daar je leven aan te wijden. En stel, in het uiterste geval, dat je je leven hebt gewijd aan een sprookje, dat God toch niet blijkt te bestaan en je leven zelfs helemaal zinloos was – bottom line is dat je je dan toch door iets heel moois hebt laten beïnvloeden en daarop je leven hebt ingericht. Er zijn toch bepaald slechtere manier om je beperkte tijd te besteden dan te proberen de liefde te leven…
En als het waar is en daar wijst alles op – des te mooier. Want de God die alles omgeeft, die de bron is van alle schoonheid, liefde, schittering, daar heb je dan al actief een beetje mee kennisgemaakt. Je hebt hier dan al bewust iets geproefd en dat kunnen benoemen, van hoe het is om dichtbij eeuwige liefde te zijn. Dat is geloven. Je ruikt als het ware een heerlijke geur op straat, en iedereen kan die ruiken en ervan genieten, maar als je gelooft weet je: wauw, die komt eraan, straks wordt alles zo heerlijk.