close

Video bij Gids voor de laatste dagen.

Hoop is wat je doet opstaan elke ochtend. Wie alle hoop verloren is, blijft liggen. Als er maar een enkel vonkje in je is die het mogelijk acht dat de situatie zou kunnen verbeteren, dan begin je de dag. Niet een zekerheid dat dit gebeurt, maar het zien van de mogelijkheid dat het beter wordt – dat is hoop. 

Wie hoopt, ervaart het leven als ‘poreus’: er kunnen nieuwe invloeden in worden 

opgezogen als in een spons. Wie hopeloos is, ziet het leven als ‘massief’: er zijn geen wezenlijke veranderingen denkbaar, zoals in steen geen water doordringt. Hoop is daarom ons lot, zo blijkt ook uit onderzoeken: we kunnen nauwelijks anders, we worden ermee geboren, en gelukkig maar, want anders waren we er niet meer. We hadden niet de moed kunnen opbrengen onze hand naar de mond te brengen om wat te eten… 

*

Hoop doet leven, gaat het spreekwoord, en zo is het. Hoop is ook gevaarlijk. Om het meteen maar extreem te zeggen: de nazi’s kenden eveneens hoop, hoop op een betere wereld, dat zij het Duizendjarige Rijk noemden. Die hoop heeft tientallen miljoenen slachtoffers gemaakt. Hoop op zich is niet alleen maar goed. Hoop is explosief. Het is een van de grootste geschenken die we hebben gekregen, maar het kan zich tegen ons keren. Het doet er nogal toe waarop je hoopt. 

Dat is een van de redenen waarom de christelijke hoop mij zo inspireert. Ik geloof dat ooit deze aarde getransformeerd wordt tot een nieuwe aarde, een gerenoveerde aarde, waar iedereen welkom is en iedereen gelukkig kan leven – eeuwig zelfs. Dat is nogal een hoop. Het is niet in een soort lichaamloze, spirituele dimensie, maar gewoon vlees en bloed, hier op aarde. En dat wordt gebracht. God is degene die deze aarde zal veranderen, wij kunnen daar wel naartoe leven, maar we kunnen God niet opjagen of zijn komst versnellen. 

Dat haalt precies het explosieve van de hoop af: we helpt niet om offers te brengen of iets kapot te maken, zodat die nieuwe aarde tenminste komt – en dat is nogal een verschil met veel utopieën, die altijd mensen zelf moeten bouwen. Het christelijke geloof zegt: je hoeft niets op te offeren voor je hoop, er is al geofferd – Jezus heeft het ultieme offer gebracht. Ga dus niets kapot maken zodat het paradijs hier op aarde komt. God brengt het nu zelf wel en hij heeft zijn eigen timing. 

* 

En gelukkig maar dat we worden gered – want zelf gaan we het niet redden. Daar kwam de vorige video op neer. Ik liet zien dat we als mensen steeds maar nieuwe mogelijkheden ontwikkelen, maar daar natuurlijk altijd kwaadaardige mogelijkheden in schuilen en daarmee de risico’s met de jaren telkens toenemen. We verzinnen daarom natuurlijk allerlei veiligheidsmaatregelen, maar die werken juist weer vaak onderdrukkend en zijn daarmee zelf risicovol. Juist de manieren waarop we de gevaren proberen te keren zijn gevaarlijk. 

Een van dé voorbeelden is hoe de nationale veiligheidsdiensten hun burgers bespioneren op internet. Dat helpt natuurlijk om terroristen te herkennen en op te pakken. Maar die veiligheidsdiensten worden zelf gehackt en criminelen en vijandige mogendheden stelen hun technieken. En staten als China plegen eigenlijk zelf een soort terreur, door hoe ze met hun veiligheidsdiensten hun burgers in de tang houden. 

Zo belanden we in een dodendans. De risico’s nemen toe, daarom moet de controle toenemen, daardoor nemen de risico’s weer toe: risico’s – controle, risico’s – controle, risico’s – controle. Uit deze dynamiek valt niet meer te ontsnappen. We kunnen het vertragen, we kunnen er zo waardig mogelijk mee omgaan, maar we gaan het uiteindelijk niet redden: óf de risico’s lopen uit de hand en we belanden in een periode van grote rampen, óf de controle escaleert en we komen in een semi-dictatuur. We kunnen de ontwikkelingen alleen wat remmen en bijsturen, maar niet stoppen. De trein dendert door. 

Dat is geen leuke boodschap. De situatie voor ons als mensen is enigszins vergelijkbaar met iemand die weet dat die binnenkort zal sterven. Je opdracht is dan om die periode zo waardig mogelijk te leven en om zo veel mogelijk goeds te doen. En in zekere zin is daar niets vreemds aan: iedereen weet dat die ooit zal sterven en de opdracht voor iedereen was altijd al, in het aangezicht van de dood, zo waardig mogelijk te leven en zo veel mogelijk goeds te doen. 

Waar we alleen me moeten zien te dealen: de eindigheid die we in ons lijf ervaren, geldt voor onze cultuur. Elk lijf zit op een doodlopende weg, uiteindelijk, hoe naar dat ook klinkt, het is de realiteit. Onze cultuur idem dito en even onvermijdelijk. En dat wisten we eigenlijk altijd al: het leven is kwetsbaar en daar is geen ontsnappen aan. We hebben alleen een tijdje in de twintigste eeuw ons best gedaan dat massaal te ontkennen. 

* 

Is er hoop? Is het mogelijk om hier doorheen te gaan, werkelijk te aanvaarden hoe kwetsbaar het leven is, en toch te zien dat er meer is dan dat? 

Dat zou goed nieuws zijn. De hoop waarmee we geboren worden, zou dan terecht zijn. Wat we diep van binnen voelen, dat er altijd een uitweg is, het leven op de een of andere manier niet massief is, maar poreus – dat zou waar zijn. Dat geeft een enorme impuls, een wereldwijde energie, aan hoe we onze problemen aanpakken. Als er geen hoop is, dan zijn we hier bezig met stervensbegeleiding van de cultuur – en dat kan, dat kun je op een waardige, liefdevolle manier doen. En een deel van dit leven zal ook vergaan, dat kan niet anders. Maar stel dat een deel van dit leven kan genezen, transformeren in iets mooiers – dat is toch het verschil tussen stervensbegeleiding en het verzorgen van iemand waarvan je weet dat die wél weer beter wordt. Dan ga je alles proberen om dat zo goed mogelijk te krijgen, om dat leven zo zorgvuldig en toegewijd mogelijk te ontwikkelen en te laten bloeien.

Die hoop gaat altijd over iets goeds dat, als het ware, kan binnendringen. Hoop is het besef dat er iets goeds buiten jouw wereld is – hoe klein jouw wereld eventueel ook is – dat in elk geval groter is dan jouw wereld en die kan binnentreden en veranderen. Datgene waar je op hoopt, is mooier en groter dan je situatie nu. En als je hoop hebt voor deze hele wereld, misschien wel dit heelal, inclusief alle krankzinnige problemen daarbinnen, dan moet dat toch wel iets zijn van het formaat God. 

*

Er zijn tientallen redenen om in een God te geloven. Dit gaan er vaak over dat de dingen uiteindelijk een bodem moeten hebben. Als je doorvraagt en doorvraagt, moet je ergens op stuiten – en wat is dat dan. Waar komt bijvoorbeeld het goede vandaan? Het leven? Ons bewustzijn? Wonderen? Schoonheid…? Alles? Dat zijn grote vragen – er zijn geen grotere. De wetenschap heeft daar momenteel nauwelijks of geen antwoorden op en gaat daar ook niet over. De filosofie strompelt daar wat achteraan. Want inderdaad, dit is het terrein van de theologie. God vormt een zeer eenvoudige, heldere, samenhangende en rationele verklaring voor deze grote vragen. Het is dan ook niet zo gek om in zo’n God te geloven – de meerderheid van de mensen doet dat. 

De vraag die dan wel meteen opkomt is waarom er zoveel ellende is. Als ik dan op een God hoop, kan ik die God wel vertrouwen, als het momenteel zo’n potje is? Waarom zou ik erop hopen dat later een God ingrijpt, als die dat nu al niet lijkt te doen? 

Een manier om hiermee om te gaan is te erkennen dat dit inderdaad een lastig probleem is en misschien wel blijft. Maar als je het vergelijkt met de problemen van een atheïst, dan is het nogal miniem. Binnen het totaal aantal ervaringen en gebeurtenissen die er in het heelal zijn, zijn de kwade, nou, zeg, een-miljardste-van-een-miljardste? Dus de vraag waar dat vandaan komt is nogal wat kleiner dan de vraag waar álles vandaan komt – en die heeft een atheïst nog nooit ook maar in een beginnetje opgelost. 

En daarbij komt dat iedereen die ergens op hoopt, op een of andere manier die vraag van het kwaad heeft. Want blijkbaar geloof je dan dat er iets is dat kan ingrijpen, maar waarom dan nu al niet? Dat kon je vragen aan de marxisten, die meenden dat hun staat algemeen geluk zou brengen: als dat communisme zo heilzaam was, waar bleef dat heil dan? Het is een vraag aan trans- en posthumanisten, die menen dat we als mensheid door de technologische revoluties uiteindelijk overgaan in een nieuwe levensvorm. Oké, als die techniek dan zo fantastisch is, dan zou ik daar toch al lang iets van hebben moeten merken?

*

De vraag van het kwaad kan onoplosbaar zijn en het is mogelijk om daarmee te leven, omdat het blijkbaar bij het mysterie van het zijn hoort. Maar tegelijk, die vraag is het enige wat aan de hoop knaagt, dus er is ook wel enige belang om het toch wel te proberen op te lossen, of op z’n minst er enige logica in te ontdekken. 

Wat mij daarbij heeft geholpen is het beeld van de rumspringa. Zo noemen veel amish de periode waarin hun jongeren mogen ‘rondspringen’. Die groeien op in de veilige omgeving van hun gemeenschap, hun ouders weten natuurlijk dat ze nogal anders zijn dan de rest van Amerika, en geven hun zo de kans beide opties werkelijk te ervaren en vervolgens een echte keus te kunnen maken. Ze mogen vergaand doen wat ze willen, zelfs leven als beesten, en uiteindelijk is de vraag: keer je terug naar de amish-gemeenschap, wat negen van de tien doen, of breng je je verdere leven ‘in de wereld’ door.

Wat kan een liefdevolle, hechte gemeenschap eigenlijk anders? Voor de amish is dit de enige manier om hun eigen levenswijze te beschermen, waarvan ze overtuigd zijn dat die het beste is, en tegelijk niemand te dwingen daaraan mee te doen maar iedereen een echte keuze te laten maken, zodat alle volwassen leden niet halfslachtig maar voor de volle honderd procent meedoen.

Misschien zijn wij hier wel om rond te springen. God weet dat het in zijn nabijheid het beste is, maar hij dwingt niemand daar te zijn. Bij liefde past het niet te forceren. Als de liefde zich werkelijk wil verspreiden, moet zij vrijlaten. Dus gunt God ons een periode van rumspringa. En tijdens het rondspringen kunnen we lelijk vallen, anderen bezeren, en zelfs doodvallen.

Voor amish-ouders is dat het ergste wat er kan gebeuren. Ze willen niets liever dan dat hun kinderen terugkeren in de gemeenschap en met volle overtuiging daarvoor kiezen. Een ongeluk of een uitspatting tijdens deze periode is hun nachtmerrie, maar ze nemen dit risico. Want de enige manier waarop hun gemeenschap kan voortduren is als zij gedragen wordt door volledig overtuigde volwassenen, die echt één zijn geworden met de visie, en niet maar zo-zo volgen wat hun ouders hebben opgedragen.

Een God die liefde is, laat ons rumspringa. Als hij liefde is, vindt hij het verschrikkelijk als er ongelukken gebeuren, maar hij moet dit risico nemen. 

*

Tegelijk, elke rumspringa heeft een grens. Stel dat de amish hun jongeren de wijde wereld in zouden sturen zonder een einddatum. Een deel van de jongeren experimenteert nergens mee: het kan volgend jaar nog wel, over tien jaar, over twintig jaar. Anderen verliezen zich in een wild leven en voelen nooit de druk om te kiezen: de amish-gemeenschap verdwijnt als reële optie. Een volgende groep neemt het serieus, ontdekt weinig nieuws, maar is dan al gewend of zelfs verslaafd en blijft hangen. Telkens is het doel van hun ouders, hun vrijheid vergroten, mislukt: hun vrijheid is zelfs verkleind.

Als we dit toepassen op onze wereld, moeten we ons voorstellen dat de menselijke vrijheid geen limiet heeft. Iedereen kan grenzeloos blijven experimenteren. Er ontstaan dan al snel paradoxen. Als mensen eindeloos blijven leven, kunnen ze eindeloos opgesloten en gemarteld worden. Dictators leven eeuwig en maken de vrijheid van anderen eeuwig onmogelijk.

Anders gezegd, omdat onze levens eindigen, blijft onze vrijheid ‘verspreid’ en kunnen enkele individuen deze niet volledig ‘ophopen’ bij zichzelf. Elke dictator sterft op een dag, elk regime valt ooit. Daarmee ontstaan nieuwe kansen en nieuwe vrijheden. Aan elke onderdrukking valt te ontsnappen: of de onderdrukker sterft, of de onderdrukte. Aan elk onrecht komt een einde. Eindeloze vrijheid opent de mogelijkheid tot eindeloze vrijheidsbeperking. Als God liefde is, laat hij ons vrij, maar begrenst hij tegelijk die vrijheid. Hij geeft ons een leven en laat dat een einde heeft. 

*

En dan? Nou, zoals de jongeren kunnen terugkeren naar de amish-gemeenschap, kun je verwachten dat de wezens met wie God zijn liefde deelt, ongelimiteerd toegang tot hem krijgen. In de christelijke traditie heet dit: de nieuwe aarde, de vernieuwde aarde. Een eindeloze periode vol genieten, spelen, ontdekken, reizen. Liefde is immers het verlangen elkaar mee te maken, van elkaar te genieten, elkaar te zien bloeien, elkaar steeds meer te leren kennen. Een God die liefde is – als dat woord maar enige betekenis heeft – zo’n God zal ons steeds meer willen zien bloeien, van ons genieten, ons meemaken, ons steeds meer leren kennen. Daarom geloven we in een eeuwig leven na de dood: een God die de bron van alle goeds is, heeft altijd meer te delen en kan altijd meer liefde kwijt.

En liefde is in de ware ander geïnteresseerd, niet in een ideale fantasieversie. Als de dood inderdaad een doorgang naar een nieuw leven is, zal het oude niet volledig worden weggevaagd, maar grotendeels blijven. De jongeren die na de rumspringa terugkeren, komen terug als zichzelf, gelouterd weliswaar, maar met al hun eigenaardigheden. Het is God die ons geschapen heeft als unieke wezens. De schepping wordt ‘zeer goed’ genoemd in de Bijbel en dat kan ook niet anders: alles komt voort uit ultieme liefde. Zoiets kan niet worden weggevaagd, zoiets is goed in zichzelf en zal blijven, inclusief het gros van wat wij hebben voortgebracht – want wat is liefde, als je wel met elkaar omgaat, maar alles wat je hebt gemaakt, bedacht, gedaan achter moet blijven? Kun je nog wel spreken van liefde als het niet werkelijk liefde voor die ander is? 

Hierom geloof ik, dat deze planeet en misschien wel het complete heelal, wordt vernieuwd. Wie voor die tijd is gestorven, verblijft tijdelijk bij God, als intermezzo – dat heet dan vaak ‘hemel’ – maar uiteindelijk zal deze aarde een grondige transformatie ondergaan en alle gestorvenen keren hier terug en voegen zich bij de levenden – dat heet ‘de vernieuwde aarde’. Hemel en aarde vermengen zich en dit wordt een plek zonder pijn, dood, verdriet, maar mét al het creëren, fantaseren, spelen, onderzoeken van de aarde nu – en vast nog veel meer.

Dit geloof komt, zoals bleek, heel intuïtief voort uit het besef dat een echt liefdevolle God zijn liefde wil delen met echt zelfstandige wezens en daarmee een risico neemt, maar hij zal dat niet eindeloos laten voortduren en uiteindelijk zal gebeuren wat God wil, en diep van binnen denk ik iedereen: dat wij eeuwig verder met elkaar gaan en van elkaar genieten.

Go top