close

Video bij Het vergeten evangelie.

Waarom zou je eigenlijk nog geloven? Maakt het wel verschil? De kerk had het monopolie op kennis – inmiddels is er internet. De kerk had het monopolie op genezing – er zijn nu ziekenhuizen. Diepe gedachten – er zijn tegenwoordig ook filosofen. Zorg voor je ziel – je hebt nu therapeuten en zelfhulpboeken. De bijstand – de kerk had er een monopolie op tot… de bijstand kwam. Hetzelfde bij ontwikkelingshulp – de hulporganisaties kwamen.

Doet het geloof er dus eigenlijk nog wel toe? Er is nogal wat concurrentie bij gekomen, en wat je vroeger alleen bij de kerk kon halen, kun je op meer plekken krijgen. 

Nu overdrijf ik wel. In de Middeleeuwen was het allemaal niet zo rooskleurig voor de kerk: we kennen brieven van priesters die klagen over dat de dorpelingen alleen maar naar de kerstmis gingen… Tegenwoordig gaan er, ja echt, in Nederland meer mensen naar de kerk ‘s zondags dan toen, ook relatief gezien. En je kunt het als juist een succesverhaal framen: de kerk is ermee begonnen, nu doet iedereen het. De kerk gaat ten onder – wat dus wel meevalt – maar in elk geval aan haar eigen succes. 

Tegelijk, hoe je het ook went of keert, iedere gelovige kent de vraag: wat doet het er nu toe dat ik geloof? En als je daarover doorpraat, komt bijna altijd de ‘niet-gelovige buurman of buurvrouw’ om de hoek: die is toch gelukkig? Die doet toch goede dingen? Wat is nu echt het verschil dat ik dan toevallig geloof? 

* 

Nu maakt het in de statistieken wel degelijk verschil. Er zijn tientallen onderzoeken naar gedaan en op allerlei gebieden zijn gelovigen een paar procenten meer of minder. Geluk bijvoorbeeld, ze blijken als groep ongeveer drie procent gelukkiger dan niet-gelovigen. En dat klinkt heel weinig, maar geluk is heel stug: er moet veel gebeuren wil je er een procentje bij krijgen of verliezen. Getrouwde mensen blijken bijvoorbeeld als groep ook maar ongeveer drie procent gelukkiger dan singles en weduwnaars. Dus ja, er is kans dat je gelukkiger wordt als je gaat geloven en dat je een paar procent gelukkiger bent dan je tweelingbroer of -zus die niet gelooft. 

Deze hoeveelheden gelden voor diverse terreinen. Gelovigen worden wat ouder, zijn wat gezonder en gaan iets soepeler met trauma’s om, ze zijn wereldwijd gezien wat hoger opgeleid en wat rijker, hebben wat meer vrienden en beleven minder echtscheidingen, en – fun fact – hebben zelfs wat betere seks. 

Ik merk dat dit soort statistieken niet-gelovigen kunnen irriteren – en dat snap ik ook wel. Soms geloven ze het domweg niet, maken ze het wat belachelijk, proberen uitwegen te bedenken, in de trant van: ja maar, je kunt ook op die-en-die manier gelukkiger worden, gezonder, enzovoorts. Klopt. Er zijn talloze tips om allerlei onderdelen een paar procenten op te fleuren. Intussen blijven die procenten van die gelovigen gelden. Zij kunnen die alternatieve tips namelijk ook gewoon volgen én blijven geloven en nog steeds die extra procentjes meepakken.

*

En zo zijn er talloze redenen waarom we wel of niet geloven en waarom het wel of niet verschil maakt. Misschien is de relevantie van het geloof voor jou wel: dit is nu eenmaal wat ik denk dat waar is – misschien word ik er geen beter mens van, misschien niet gelukkig of wat dan ook – maar ik wil gewoon weten wat waarheid is en ik denk dat dit het is. 

Misschien is de relevantie van het geloof voor jou wel dat dit je hoop biedt. Je zou niet weten hoe het goed komt met jouw leven, met de wereld, als er niet een heel sterk iemand kon opboksen tegen alle problemen. Misschien betekent geloven voor jou wel dat het je leert wat liefde is. Je kunt vast op andere manieren liefde ontdekken, maar dit is jouw plek. En zo zijn er allerlei redenen. Ik heb ooit een groep mensen hierover geïnterviewd en daar kwamen toen 17 verschillende relevanties uit, later nog een keer en toen zelfs 21 punten waarin die mensen zelf merkten dat hun geloof verschil maakt. Geluk, goed zijn, dat zijn blijkbaar bepaald niet de enige vergelijkingen die je kunt maken, er zijn heel veel gebieden waar je wat opvalt.

Dat lijkt wel op de vraag of het uitmaakt of je bijvoorbeeld single bent. Stel, je hebt een vaste relatie en je vraagt je af wat dat ertoe doet, vergeleken met je vrijgezelle vrienden. Het blijkt dat in allerlei aspecten van het leven er procentjes bijkomen en afgaan. Natuurlijk is die ander niet doodongelukkig of een slecht mens of iets dergelijks, maar jij hebt bewust gekozen voor jouw relatie en dat verandert iets in je leven, een beetje, op allerlei gebieden, niet maar op een paar.

* 

Tegelijk voelt het niet helemaal senang. Statistiek gaat over groepen, díe worden vergeleken, niet individuen. Je kunt nauwelijks voorspellen hoe het concreet in jouw unieke leven werkt. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom jij niet gelukkiger wordt van geloven, of zelfs ongelukkiger, of misschien wel juist twintig procent erbij. Dat geldt voor al die andere aspecten. In de wetenschap vergelijken we groepen en je kunt weinig voorspellen over hoe het dan bij unieke personen werkt. 

En ga je wel hieróm geloven? Ga je geloven omdat je dan – noem eens een zijstraat – betere seks hebt? Mwa… Ik denk eigenlijk dat als je dát wil, dat je dan die uren in de kerk beter in bed kunt besteden… Ik bedoel, er zijn sterke aanwijzingen dat als je het geloof gebruikt voor iets, dat het juist weer niet zo werkt. Mensen die een religie aanhangen omdat ze vooral iets willen krijgen, die krijgen dat meestal precies niet. Dat geloof is namelijk niet helemaal oprecht en dan werkt het niet. 

Het is een beetje hetzelfde als, zeg, naar een universiteit gaan omdat je gelukkiger wilt worden. Ja, inderdaad, hoogopgeleide mensen blijken ietsje gelukkiger dan laagopgeleide, als groep althans, maar als je dát zoekt op een universiteit, raak je snel gefrustreerd: natuurlijk gaat het je niet snel genoeg, en je denkt – terecht – ik word een stuk sneller happy als ik nú een ijsje koop, dan als ik dit rottige dikke boek moet doorworstelen… 

Geluk is een bijproduct, heet dat dan vaak. Je doel moet iets anders zijn, maar tijdens het behalen van dat doel, word je gelukkiger. En zo geldt dat voor veel van die voordeeltjes van geloven: het zijn bijproducten, extraatjes, ‘genade’ zeggen we ook – ze komen mee in geloof, bezien over een hele groep, maar het werkt niet als het je doel zelf is.

*

Want het voelt natuurlijk ook een beetje fout als je daarom zou geloven. Dat is toch zoiets als een relatie hebben puur omdat je dan gelukkiger wordt. Ik snap het ergens wel, maar het klinkt toch niet zo lekker. Wil je met me trouwen? Eh, waarom vraag je dat? Nou, dan word ik een paar procent gelukkiger… Ai… Die ander denkt dan toch ook: waar gaat het je eigenlijk om, om mij of om jouw geluk? Natuurlijk, je wilt dat diegene gelukkiger wordt, maar als jij het middel bent voor andermans geluk… Je voelt je gedegradeerd, je wilt dat iemand je liefheeft om jou, om wie je bent, om wie jullie samen zijn. 

En terecht. Dat kan ook de enige reden bij God zijn. Je gelooft in God, je bindt je aan God, om wie hij is, om wie jullie samen zijn. Elke andere reden maakt hem kleiner. Dan gebruik je God. Dan is hij een middel om je gelukkig te maken of vrolijk of rijk of wat dan ook. En bij mensen is dat helaas vrij gebruikelijk, hoewel ongezond, maar bij God is het welbeschouwd absurd. Hij ís het hoogste, mooiste, grootste wat er is. Hoe zou je hém kunnen gebruiken om iets anders te krijgen? Híj is het hoogste, mooiste, grootste al – wat zou beter kunnen zijn dan dat, waartoe zou je hem als middel willen inzetten? Dat kan toch alleen maar minder zijn? Dat is toch zoiets als dat je de perfecte liefde van je leven hebt gevonden, je zit romantisch met elkaar op de bank, je praat intens met elkaar, en dan zeg je opeens: wat fijn dat ik jou gevonden heb, want nu heb ik eindelijk iemand om mijn schoenen te poetsen… 

*

Natuurlijk, ik snap dat je niet altijd erváárt hoe hoog, mooi, groot God is. Ik snap dat het dan lastig wordt om te geloven en om er iets bij te voelen. Maar elke reden die ik zou geven waarom het toch prettig is om te geloven, of nuttig of slim, of wat dan ook, om hem te verkopen eigenlijk – die maakt God kleiner. Dat kan niet anders. Je kunt een mens al niet verkopen, laat staan God. Elk voordeel dat je zou opnoemen voor jou, elk argument, is per definitie kleiner dan, elk argument, is per definitie te klein. God zelf is het enige argument. God moet het doel zijn, want als je iets anders als doel noemt, dan wordt hij een middel en dus kleiner dan hij in wezen is en waarom zou je dan nog wat met juist hem?

Je hebt een vaste relatie om de ander te leren kennen, je bent nieuwsgierig naar elkaar, je wilt elkaar ontdekken, van elkaar genieten, bij elkaar zijn. Dat kan ook de enige reden zijn om te geloven. Je leert zo God kennen, je kunt van hem genieten, je kunt bij hem zijn. Het gaat om God. Als ik maar iets noem wat niet direct over hem gaat – zelfs als ik zeg: ik geloof omdat ik dan een beter mens word, of: ik geloof omdat ik dan in de hemel kom – dan maak ik hem tot een middel tot iets anders en kleiner dan hij is, want hij is per definitie het mooiste, grootste, liefdevolste. 

De vraag naar de relevantie van geloven, is wel heel begrijpelijk, maar dus ook heel tricky. Als God ergens toe moet dienen, dien jij hem niet meer. Als je God gaat verkopen, dan verkoop je niet meer God. 

Waarom zou je geloven? Om wie God is. Geloven is een bewuste manier om God te kennen. God is met iedereen bezig, maar wie gelooft, stelt zich actief open. Je geniet ervan wie God is. Je wilt in zijn buurt zijn. Iets merken van wie hij is en hoe hij zich opstelt. En natuurlijk heeft dat allerlei gevolgen voor je leven, en misschien word je er wel gelukkiger van of een beter mens, of wat dan ook, maar daar gaat het niet om. De relevantie van geloven is God zelf. Het heeft nut omdat je dan actief probeert God te leren kennen. En dat is de moeite waard, want hij is het grootste en mooiste en diepste wat er is. Haal het maximale uit je leven, zou ik zeggen, en probeer dat te leren kennen. 

Go top