close

Religiekritiek is niet per se antireligieus. Alle grote profeten waren felle critici op de religieuze leiders in hun omgeving. Het Jodendom was een reactie op de lokale cultussen, het christendom reageerde weer op dat Jodendom, en de Islam weer op dat christendom. Zo was ook het Boeddhisme een hervormingsbeweging binnen de Vedische religies van die dagen (later: hindoeïsme) en heeft vervolgens ook het Boeddhisme diverse afscheidingen gekend. 

De kritiek van hun grote profeten betreft telkens de inhoud van de overtuigingen, maar gaat ook altijd over de sociale structuren. Ze leggen allemaal de vinger bij het onrecht dat ze zien: Jeremia, Siddharta Gautama (later: de Boeddha), Lao Zi, Jezus, Mohammed, ze komen allemaal op voor de zwakkeren in hun omgeving en keren zich tegen hun rijke onderdrukkers. Siddharta vaart uit tegen het kastesysteem in Noordoost-India, Jezus tegen de handelaren in de Jeruzalemse tempel, Mohammed tegen de hypocriete koopmannen in Mekka. De vasthoudendheid en scherpzinnigheid die ze daarbij tonen zijn belangrijke redenen waarom sommigen in hun omgeving hen gaan volgen. En de reden waarom de gevestigde orde zich na aanvankelijke interesse tegen hen keert: veel oprichters van nieuwe religies worden opgesloten of verbannen, zoals Mohammed die naar Medina vlucht.

Voor Nederlanders is Jezus het bekendste voorbeeld van dergelijke religieuze kritiek op sociaal onrecht. Dit heeft ook hem nogal opgebroken: het is waarschijnlijk de reden dat hij werd geëxecuteerd. In een beroemde toespraak die hij enkele dagen voor zijn overlijden lijkt te hebben uitgesproken, komen de belangrijkste kenmerken langs van religieuze manipulatie. Omdat de analyse die deze oude profeet biedt in vele contexten actueel blijkt, biedt deze een prima introductie op het onderwerp van dit boek.

“[De schriftgeleerden en farizeeën] hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden.”

Zo opent de toespraak. Dit is een centraal kenmerk van ongezonde religieuze leiders: dat ze zich tussen God en de mensen plaatsen, of in Joodse taal uitgedrukt: op de stoel van Mozes zetelen. Ze laat zich als het ware ‘besmetten’ met het goddelijke gezag en ontlenen daar hun invloed aan. Ze zijn de typische middleman, die niet werkelijk nodig is maar zichzelf noodzakelijk maakt. Zij zijn de ‘schriftgeleerden’, zij hebben verstand van de goddelijke teksten en jij hebt ze dus schijnbaar nodig. 

Iedereen kent buiten religieuze kring ook wel de frustratie over ‘adviseurs’ of ‘makelaars’ die zichzelf opdringen en net doen alsof je niet zonder hen kunt. Fascinerend is dat Jezus stelt dat ze op die positie best verstandige dingen kunnen zeggen – “houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen” – zijn kritiek geldt vooral hun hypocrisie. De ongezonde leiders kunnen waarheid doorgeven, maar zijn altijd strenger voor hun volgelingen dan voor zichzelf.

“Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten.”

Het beeld is een ezel die volgepakt wordt met lading, waardoor het uiteindelijk door de poten zakt, terwijl de eigenaar ernaast loopt en zelf niets tilt. Want ongezonde leiders maken geloven lastig. Als het namelijk makkelijk was, zouden zij overbodig worden. Ze prediken dus, subtiel of minder subtiel, veel oordeel. Er zijn eindeloos veel voorschriften waaraan je moet voldoen, geschreven of ongeschreven. Er is een hoge, hoge lat, ook al wordt er bij beweerd dat het ‘eigenlijk’ eenvoudig is. 

Jezus voegt een aardige test toe, namelijk of de leider zelf een vinger uitsteekt. Net als hiervoor dat punt van hypocrisie dus. Want ze klagen dan steen en been over, zeg, het alcoholgebruik of de losbandigheid van de jeugd van tegenwoordig, maar doen zij zelf er concreet iets aan? Gaan zij bijvoorbeeld zelf met die jongeren in gesprek? Nee, meestal is het alleen maar een argument in een toespraak, iets om hun eigen relevantie mee te bewijzen. Want hoe erger de situatie is, hoe noodzakelijk zij zelf zijn.

“Al hun daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden… Ze verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden… en hechten eraan op het marktplein eerbiedig te worden begroet en door de mensen rabbi te worden genoemd. Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in de hemel. Laat je ook niet leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de messias.”

De typische ongezonde leider heeft altijd een aura van heiligheid om zich heen. Hij of zij doet het min of meer perfect. Hij of zij is het voorbeeld. En hij of zij wordt ook wel graag gezien. Als diegene niet zelf op het podium staat, dan toch wel op de voorste rij. Altijd erbij, altijd op de voorgrond, al is het op een persoonlijk feestje bij iemand thuis. En natuurlijk telkens met een vrome opmerking. Het laat iets zien van de psyche van een giftige autoriteitsfiguur: het gaat diegene om de status in de gemeenschap en zelf zo veilig en onaantastbaar mogelijk te worden.

Interessant is hoe Jezus hier verwijst naar het gebruik van titels door ongezonde leiders. Inderdaad hechten deze figuren opvallend veel aan bepaalde titulatuur. Zij zijn de dominee, de imam, de profeet, de gezalfde – hoe sekteachtiger de groepen hoe vreemder de titels, die juist daardoor een bijzonder gezag krijgen. Het gaat telkens om een functienaam die gezag geeft en in zekere mate onweerspreekbaar is. En Jezus’ kritiek hierop is de essentie: de rabbi moet zelf ook aanspreekbaar zijn, de vader heeft zelf ook een Vader, de leraar moet zelf ook nog leren. Ongezonde leiders maken zich onaantastbaar, gezonde leiders luisteren serieus naar kritiek en zijn bij te sturen.

“Jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Jullie gaan er zelf niet binnen, maar laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe. Huichelaars, jullie verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over jullie zal strenger worden geoordeeld dan over anderen. Jullie bereizen landen en zeeën om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie tot een hellekind in het kwadraat.”

Pittige taal, als je dit tenminste in een fundamentalistisch schema plaatst, omdat het dan opeens over eeuwig heil en onheil gaat. Maar ‘het koninkrijk van de hemel’ duidt slechts de situatie aan dat God op aarde ervaarbaar is. ‘Toegang’ daartoe betekent dan zoiets dat je contact onderhoudt met God. Een woord als ‘hel’ gaat over de omgekeerde situatie, dat God niet ervaren wordt en een ‘hellekind in het kwadraat’ is dat in het extreme.

Het punt is dus dat giftige groepen meestal opvallend missionair zijn, ze “bereizen landen en zeeën om een enkele proseliet te winnen” – een nieuwkomer – en ze beloven diegene bijzonder contact met God, maar hun ideeën en beelden zijn zo verdraaid, dat de nieuwkomers zich juist vervreemden. Het klinkt allemaal reuzevroom. In dit soort gemeenschappen kunnen de leider uitstekend bidden en hebben ze altijd wel een woordje klaar. Maar ze vragen ook veel geld. En juist mensen die kwetsbaar zijn, zoals in Jezus’ cultuur de weduwen, stellen hun laatste hoop op deze groepen en worden kaalgeplukt: hun huizen zijn ‘verslonden’, in een beeld uit die tijd. Dit is een typisch voorbeeld van religiekritiek, die je ook bij de grote profeten van andere religies kunt vinden.

“Jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden. Dwaas zijn jullie en blind, wat is nu van meer waarde: het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft? Jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken.”

Dit klinkt nogal obscuur allemaal, zoals een gesprek tussen IT’ers onderling voor een buitenstaander onbegrijpelijk kan klinken. De kern is die laatste zin: mensen die met een vies gezicht het mugje uit hun beker plukken, maar vervolgens, ahum, een kameel in een keer door de keel werken. Een grappige manier om uit te drukken dat iemand z’n prioriteiten niet op orde heeft. Het “goud van de tempel” is niet belangrijker dan de tempel zelf. Keurig “tienden” afdragen, tien procent van je inkomen, is ondergeschikt aan de geest van dergelijke regels, namelijk “recht, barmhartigheid en trouw”. 

Ook dit is een typisch kenmerk van ongezonde groep, die vaak hameren op specifieke regels, maar weigeren na te denken over wat daarachter ligt. Je moet dit, je moet dat, maar waarom je dat moet, wordt niet uitgelegd, althans niet echt en zonder enig gevoel voor proportie. Er is geen ruimte om serieus na te denken over wat de redenen ergens voor zijn, dat zou immers een risico voor de spirituele autoriteit zijn en dat bedreigt de stabiliteit van de hele groep.

“Huichelaars, de buitenkant van bekers en schalen spoelen jullie af, maar de binnenkant blijft vol roofzucht en onmatigheid. Spoel eerst de binnenkant van de beker om, dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon. Jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarij zijn.”

Het verwijt dat ze ‘huichelaars’ zijn, is het refrein van deze eerste-eeuwse analyse van manipulatieve systemen; ons woord hypocriet is afgeleid van het Griekse woord dat hier in de brontekst staat. Elke groep zoekt een evenwicht tussen de individuele belangen van de leden en het groepsbelang. Alle deelnemers hebben hun eigenaardigheden, maar er is ook een gedeelde droom. Typerend voor ongezonde groepen is dat het groepsbelang het individuele belang wegdrukt. Alles draait om de gezamenlijke normen, activiteiten en doelen en wat ieder zelf toevallig wil is daaraan ondergeschikt. 

Dit leidt onvermijdelijk tot hypocrisie. Je kunt je eigenheid niet volledig uit en moet die grotendeels wegstoppen. Dat geldt voor de gewone leden, maar ook voor de leiders. Zij hebben een schijnwereld gecreëerd waarin zij de supervrome voorbeelden zijn, maar intussen gebeurt er van binnen van alles wat daarmee niet spoort, maar waar ze niet eerlijk over kunnen zijn. Niemand kan eerlijk zijn in een manipulatieve omgeving. Niemand kan zichzelf zijn en zich ontspannen bewegen. Het lijkt van buiten wel zo, maar je staat altijd op scherp. 

Een paar zinnen later noemt Jezus deze leiders ook “adderengebroed”. Adders nestelen in de schaduw, juist de plek waar je even wilt uitrusten. Ik kan erover meespreken – ik ben zelf als kind gebeten door een adder, wat ik ternauwernood overleefd, maar ook dat was toen ik een rustige plek zocht. Het beeld zegt wat er bij manipulators gebeurt: je zoekt er rust, maar je vindt er gif, je zoekt veiligheid, maar je vindt gevaar.

Go top