De onderstaande kenmerken passen bij mensen met een overschot aan schaamte en schuld. Als je meer dan drie vakjes aanvinkt, is dat mogelijk bij jou het geval.
❏ Ik maak zeker meer fouten dan de autoriteitsfiguren (geestelijk leiders, ouders, leidinggevende) in mijn leven.
❏ Ik heb voortdurend het gevoel dat ik tekort schiet.
❏ Ik gezelschappen voel ik me meestal vreemd en niet helemaal passen.
❏ Ik verdien het om naar de hel te gaan.
❏ Het is niet oké om trots op jezelf te zijn.
❏ Ik ben door en door slecht.
❏ Eén enkele overtreding maakt mij al ontoereikend voor God.
❏ Als mensen me echt zouden kennen, zouden ze om me neerkijken.
❏ Als ik kritiek krijgt, verdedig ik mijzelf nauwelijks.
❏ Bij de meeste taken die ik moet doen, heb ik het gevoel dat ik het eigenlijk niet aankan en tekortschiet.
❏ Als ik in de spiegel kijk, ben ik niet trots op wat ik zie.
❏ Ik doe meestal wel vriendelijk tegen mensen, maar ten diepste ben ik slecht.
❏ Als ik er niet meer zou zijn, zou het misschien wel beter gaan met de wereld.
❏ De autoriteitsfiguren in mijn leven wijzen mij regelmatig op mijn fouten.
❏ Als ik mijzelf een cijfer moet geven, is dat niet voldoende.
❏ Elke fout die ik maak is in wezen onherstelbaar en blijft altijd aan mij kleven.
❏ Eén fout betekent dat ik als mens faal.
❏ Ik verdien God niet, ik ben het niet waard.
❏ Ik voel me minderwaardig ten opzichte van de meeste mensen die ik ken.
❏ Ik moet perfect zijn.
❏ God vindt mij verschrikkelijk en is woedend op mij.
❏ Ik walg soms van mezelf, ik zie mezelf als vies.
❏ Ik zal nooit echt acceptabel zijn.
❏ Ik ben niet oké.
❏ God houdt alleen van mij ondanks mijzelf.
❏ Als iemand op mij neerkijkt, weet ik dat diegene eigenlijk gelijk heeft.