Waarom ik ‘Het einde van de hel’ heb geschreven
Ik heb Het einde van de hel geschreven, omdat we in onze cultuur gezonder met de dood kunnen omgaan. Soms worden beelden voor de dood zelfs ronduit intimiderend en manipulatief.
De bekendste manier om in ons land over de dood te spreken, heet materialisme: de overtuiging dat er niets zou zijn na de dood. Wat in eerste instantie best bevrijdend lijkt. Youp van ’t Hek sloot 33 jaar lang elke show af met de oproep: ‘Leef toch je leven als je allerlaatste uur.’ Nu kan natuurlijk niemand zoiets letterlijk nemen – dat wordt een heel jankerig leven – maar ik kan me echt wel voorstellen, dat zo je eigen dood wat minder bedreigend wordt.
Maar veel meer dan mijn eigen dood, vrees ik de dood van anderen. Veel meer dan mijn eigen sterven, maak ik dat van mijn naasten mee, en dat heeft veel meer impact. Er is een goede reden dat Youp van ’t Hek niet elke show afsloot met een enthousiast: ‘Leef toch je leven alsof binnen één uur iedereen om je heen doodgaat en er niets meer van hen overblijft.’
En dan is er nog de oceaan aan onrecht dat nooit is rechtgezet. Miljarden misdaden zijn nooit voor de rechter gekomen. Miljarden wandaden zijn nooit verzoend. Er is zoiets als een schuldig landschap, maar er zijn ook schuldige datums, schuldige woorden, schuldige voorwerpen. Als er niets is na de dood, kan het meeste onrecht uit de geschiedenis nooit een plek krijgen. Miljarden levens, mensen, dieren, planten, die voor altijd vergeten zijn.
Ik stel me voor hoe Youp van ’t Hek naar Kenia reist voor een safari, maar verdwaald en in een sloppenwijk beland. Hij wil de weg vragen in een krot, maar vindt daar in het donker een vrouw, stervende, haar zoontje omhelst haar. Van ’t Hek zal geen moment in de verleiding komen zijn boodschap aan het rijke publiek in Nederland daar te herhalen. Zo inspirerend is die dood niet. Het zou me niet verbazen als hij spontaan de neiging krijgt dat jongetje toe te fluisteren dat niet alles over is.
En met reden. Er zijn inmiddels tientallen goed uitgevoerde onderzoeken gedaan naar bijna-doodervaringen. Minstens vier procent van de mensheid heeft, vaak heel gedetailleerd, een hemelse werkelijkheid ervaren en zweren dat dit echt was, zelfs echter dan echt. Hun ervaringen lijken een beetje op wat mensen met zuurstoftekort of onder bepaalde drugs beleven, maar de verschillen zijn zo groot, dat je bijna-doodervaringen daarmee niet kunt weg verklaren.
In een rechtszaak zou je het geloven als er tien getuigen waren die onder ede op vergelijkbare wijze een gebeurtenis beschreven. Waarom zouden we dan niet de miljoenen serieus nemen die in alle mogelijke culturen ongeveer hetzelfde verklaren over hun waarnemingen? Zeker, we het niet controleren, maar we kunnen ook niet terug naar het verleden, waar in rechtszaken toch iets over verklaard wordt en wat daar een serieuze bewijskracht heeft. Er is een overweldigende hoeveelheid getuigenverklaringen over een hiernamaals. Waarom zouden we moet weg redeneren vanuit een idee dat er geen hiernamaals kan zijn?
Het andere idee over de dood dat in onze cultuur veel wordt verteld, heet infernalisme: de overtuiging dat mensen die deze overtuiging niet aanhangen na hun dood eindeloos worden gekweld in een hel.
Ook infernalisme lijkt in eerste instantie voordelen te hebben, tenminste, als je aan de goede kant staat natuurlijk. Zo is het lange tijd een prima manier geweest om mensen bij de kerk of de moskee te houden en hen te motiveren anderen erbij te halen. De spectaculaire groei van het christendom en de islam kun je deels verklaren vanuit de angst voor de hel.
Tegelijk is dat natuurlijk precies wat er tegen pleit. Het is nogal wat als je mensen de kerk of de moskee in moet dreigen. Bij gewone relaties zouden we het sterk afkeuren als er angst nodig was om het contact in stand te houden, laat staan de dreiging van een eeuwige kwelling. We zouden dat manipulatie of geestelijke mishandeling noemen. Waarom zou angst dan opeens iets moois en gezonds worden als het gaat om God?
Daar komt bij dat de Koran weliswaar een eindeloze hel leert, maar de Bijbel allerminst. Geen enkele passage suggereert het zelfs maar. Een eindeloze straf voor iets wat we in een beperkt leven doen, als beperkte mensen bovendien, zou ook wel volledig buiten proportie zijn. Hoe zou een rechtvaardige en barmhartige God ooit mensen actief in leven kunnen houden zodat ze zonder einde en bij bewustzijn worden gekweld?
Tegenwoordig beweren infernalisten dan ook vaak dat God niet deze kwellingen organiseert, maar mensen daar zelf voor kiezen. Maar dat is al even absurd. Wie kan zich gevangenen voorstellen die bij volle verstand ook maar een week lang in de gevangenis blijven terwijl zij zelf de deur kunnen openen? Hoe zouden we dan ooit kunnen verzinnen dat er mensen bestaan die een eeuwigheid lang elk moment weer kwellingen prefereren bóven het contact met hun naasten en een volkomen liefdevolle God?
In mijn boek Het einde van de hel werk ik 24 van dit soort argumenten uit die niets overlaten van het infernalisme. Het is een volkomen misplaatst beeld, dat mensen angstig maakt, ongelukkig, onvrij. De enige die er een voordeel bij hebben zijn geestelijke leiders die willen intimideren en manipuleren.
Nu is er al een heel oud tegenvoorstel, dat de laatste tijd snel groeit: universalisme. De overtuiging dat alle mensen in vrede na hun dood met elkaar kunnen verder leven, nadat de daders hun straf hebben gekregen en zich hebben verzoend met hun slachtoffers.
Dit wordt in tientallen teksten in de Bijbel nadrukkelijk zo geleerd. Ja, er is een vorm van oordeel, iedereen gaat zijn eigen weg met God en die confrontatie kan pijnlijk zijn. Maar iedereen krijgt ook een eeuwigheid aan kansen om te groeien en te herstellen wat er hier op aarde misging.
Dus ook volgens universalisten is er een hel, maar die is niet eeuwig, alleen tijdelijk en persoonlijk. Als we geconfronteerd worden met onze slachtoffers, met een hiernamaals, met God, dan kan dat pijnlijk en intens zijn, maar uiteindelijk leidt dat tot verzoening en herstel.
De ondertitel van mijn boek zegt in een paar woorden waarom dit mij zo aan het hart gaat. Materialisme stelt dat uiteindelijk alle mensen verdwijnen tot niets. Infernalisme meent dat iedereen weliswaar in zekere zin blijft, maar zonder werkelijke keus of groei. We blijven allemaal eeuwig bevroren in de overtuigingen die we hadden vlak voor onze dood. Beide overtuigingen claimen dat alle mensen, of in elk geval de meerderheid ervan, hun kansen verliezen en worden afgeschreven.
Het universalisme gelooft dat er voor iedereen kansen blijven. Iedereen kan groeien. We zullen niet in een niets vergaan, God is niet iemand die de meeste mensen in leven houdt om eindeloos te worden gekweld, maar we kunnen na onze dood elkaar beter leren kennen, de werkelijkheid verder onderzoeken en daarvan genieten, ons met elkaar verzoenen en herstellen van onze wonden. Niemand wordt afgeschreven.